De Zeeuwse visserij ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 De reeds eeuwenoude Zeeuwse visserij staat nog steeds in de volle belangstelling, waar schijnlijk omdat vele Zeeuwen zich verbonden gevoelen met het bijna alle Zeeuwse land om ringende water. Behalve Noord-Beveland heeft ieder afzonderlijk gebied zijn vissers schepen: Schouwen-Duiveland met Brouwers haven, Bruinisse en Zierikzee, Tholen met zijn Thoolse vissers in velerlei visserijen werkzaam, Zuid-Beveland met Yerseke en enkele in andere plaatsen; Walcheren telt Arnemuiden, Veere en Vlissingen, West-Zeeuwsch-Vlaan- deren heeft Breskens, terwijl Oost-Zeeuwsch- Vlaanderen, als de bakermat van vele mossel vissers, met Nieuw-Namen, Graauw, Honte- nisse, Philippine en Terneuzen deze rondgang besluit. De schilderachtige sfeer van deze arbeid op het water, door vele kunstenaars treffend uit gebeeld, wekt de sympathie op van vele mensen. Hoe prachtig ook is het schouwspel als bijv. de hoogaarzen in Veere binnenlopen bij een flinke bries, waarbij het buizende zee water de in geel oliegoed geklede bemanning tot glimmende figuren heeft gemaakt. En wan neer bij plotseling opgekomen stormweer de vissers over de Ooster- of Wester-Schelde dwars door de kokende golven naar de thuis havens koersen, heen en weer geworpen tussen dalen en bergen, de kiel van het schip soms ontbloot, dan groeit grote waardering voor de moed van die kleine mensen, die bij nacht en bij dag in een hard beroep hun roeping volgen. In oude tijden De Zeeuwse visserij is in te delen in drie hoofdgroepen, de oesters, de mosselen en de garnalen. Reeds vroeg moeten de Zeeuwen in de visserij een middel van bestaan ge vonden hebben, zoals trouwens voor de hand ligt. De samenkomst van de zee en het rivier water van de Schelde, botsend op de sterke getijstromingen vanuit zee, bevordert een voor schelpdieren voedselrijk watergebied. De temperaturen in de wateren tussen de eilanden zijn ook veel gunstiger dan in volle zee. Deze zo doeltreffende natuurlijke omstandigheden deden reeds in de 17e eeuw al spreken van een levendige handel in oesters van rijke banken aan de Zuidkust van het eiland Schouwen. Ook de mosselen zijn waarschijnlijk altijd inheems geweest in de Zeeuwse wateren. Deze moeten eveneens reeds spoedig een handels artikel zijn geworden, want de stad Middel burg verbood in de 15e eeuw al het werpen van mosselschelpen in dc Middelburgse haven. Van de garnalenvisserij uit vroegere tijden is minder bekend. Deze visserij kan pas ont staan zijn, nadat ontdekt was dat de garnalen gekookt moesten worden. Het op het dek plaatsen van een fornuis, een kachel met aaneen gebouwde grote waterketel en daar onder een regelmatig brandend vuur, behoort immers tot de technische uitrusting, welke pas in latere jaren mogelijk werd. Zeeland heeft ook een grote vloot van haringvissers gekend, met reders te Zierikzee, Bommenee (op Schouwen), Veere, Westkapelle en Zoutelande. In 1567 werden afgevaardig den van Zeeland in het „College van de groote Visscherij" opgenomen, waaraan de Zeeuwen zich in 1576 onttrokken wegens onenigheid over de hoogte van een te heffen lastgeld op haring. Volgens oude stukken zou in 1562 de Nederlandse vissersvloot 700 schepen sterk zijn geweest, waarvan Vlaanderen er 100, Zeeland 200 en Holland 400 bezat. Die van Zeeland en Vlaanderen waren slechts kleine boten; alleen Holland bezat grote buizen. In 1687 zond Zierikzee nog schepen uit ter visserij op IJsland, een visgebied dat zelfs in deze tijd om zijn ruwe omstandigheden nog met ontzag wordt genoemd. Deze haringvisserij werd echter niet in de Zeeuwse wateren zelf uitgeoefend. Een voor 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 8