No. 3
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
die tijd grote nijverheid aan de wal ontwik
kelde zich door de visserij wel. In heel Holland
werd voor het zo lang mogelijk in goede staat
houden van de gevangen haring en kabeljauw
oorspronkelijk het Zeeuwse zelzout gebruikt.
Dit zout werd gewonnen door het delven van
darink, derry, welke tot as werd verbrand, en
waaruit in de zoutketen een mooi wit blinkend
zout werd verkregen. In Vlissingen was een
vrij omvangrijke zoutindustrie gevestigd. Door
de toenemende omvang van de visserij en de
achteruitgang van het darinkdelven moest
worden overgegaan tot de invoer van zout,
voornamelijk uit Frankrijk en Portugal.
Willem Beukelszoon uit Biervliet wist door
de uiterst belangrijke uitvinding van het
haringkaken een grote bijdrage te leveren tot
het drijven van handel in gezouten haring met
de Oost-Europese landen, toen, in de 14e eeuw,
door toenemende vangsten steeds meer haring
in het vat beschikbaar kwam, welke als een
soort stapelproduct geleidelijk aan werd ver
handeld.
De Zeeuwen hebben dus met zeelieden,
schepen, reders, zoutmaken en haringkaken al
vroeg te boek gestaan in de historie van de
visserij.
Overigens schijnt er over de feitelijke ge
schiedenis der Zeeuwse visserij weinig bekend
te zijn. Vermoedelijk door de geleidelijke
structuurverandering van de Zeeuwse wateren,
welke dikwijls en vrij spoedig door sterke
aanslibbingen gewijzigd werden, alsmede door
grote overstromingen, vervloog de faam van
eertijds beroemde vissersplaatsen, die onbereik
baar werden voor de schepen. Deze op de
Zeeuwse wateren zo sterke natuurlijke invloed
is nog heden duidelijk waar te nemen, tenge
volge waarvan o.m. de voor 50 jaar nog 7.0
grote vissersplaatsen Philippine en Clinge
(Nieuw-Namen), enkel door de onweerstaan
bare aanslibbing, van vissersplaatsen tot land-
bouwdorpen werden.
De drie hoofdtakken
Naar schepenaantal is Zeeland heden nog
een meetellende visserijprovincie. Het brengt
een 350 schepen op het water van de ruim 2000
vissersschepen met voortstuwing, welke Ne
derland bezit. Sterk in het oog springt daarbij
Yerseke, dat alleen al een 140 schepen telt,
maar ook Schouwen-Duiveland met 6 3,
Tholen met 31, Walcheren met 39 en geheel
Zeeuwsch-Vlaanderen met 69 vaartuigen tellen
mede. De zeilvaartuigen zijn dan niet mee
gerekend.
De oester- en mosselvissers vormen een heel
aparte groep. In de oesterwereld heeft men
na vele tegenslagen een min of meer leiden van
de natuurwetten geleerd, door voorlichting
van de biologische, chemische en bacteriolo
gische wetenschap. De Staat ging omstreeks
1900 over tot het instellen van wetenschappe
lijke hulp bij de oestervisserij, omdat deze
visserijtak overzien kon worden door het be
perkte werkingsterrein, de specialisatie tot één
schelpdier en de reeds bereikte resultaten
59