No. 4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
boeren in Zeeland het beste zou kunnen ge
schieden. Leek het er aanvankelijk op dat het
ideaal van één boerenorganisatie in de pro
vincie niet geheel moest worden uitgesloten,
naarmate wij verder van de bevrijding af
kwamen werd het steeds duidelijker dat hier
van niets kon komen. De ene vooroorlogse
landbouworganisatie na de andere werd weer
opgericht, de ledenregisters in orde gemaakt,
de besturen gekozen en de administratie en
financiën opnieuw opgezet. Toen de bevrij
ding van ons gehele land een feit was gewor
den, stond het wel vast, dat in het Zuiden en
dus ook in Zeeland, de vooroorlogse organi
saties hun vroegere taak weer op zich zouden
nemen.
Landelijk was er vóór deze oorlog reeds ja
renlang een zekere samenwerking tussen de
landelijke boerenorganisaties en korte tijd
voor het uitbreken van de oorlog was enig
overleg met de organisaties der landarbeiders
tot stand gekomen; de benauwende tijd
der bezetting bracht ook hier de partijen dich
ter bij elkaar. Vertegenwoordigers der „opge
loste" organisaties van boeren en landarbei
ders, kwamen tijdens de bezetting periodiek
bijeen om zich te beraden over de toekomstige
organisatie, mede om een chaos hierin te voor
komen. Hieruit is te verklaren, dat reeds spoe
dig na de bevrijding van het gehele land, de
voormannen der vroegere landbouw- en land
arbeidersorganisaties zich in een uitvoerige
publicatie wendden tot de landbouwers, tuin
ders en landarbeiders van Nederland, hoe men
zich de organisatie van deze groepen dacht
en vooral hoe de door de oorlog zo zwaar ge
teisterde land- en tuinbouwbedrijven weer
konden worden opgebouwd. Als resultaat van
het hierboven bedoelde overleg werd reeds op
2 Juli 1945 de Stichting voor de Landbouw
in het leven geroepen, die aanvankelijk uit
sluitend landelijk werkzaam was, doch het
duurde niet lang of in alle provincies werden
soortgelijke organen van samenwerking op
gericht, in onze provincie was dit de Stichting
voor de Landbouw in Zeeland, waarin land
bouw- en landarbeidersorganisaties samenwer
ken ter behartiging van de agrarische belan
gen en van hen die daarin werkzaam zijn. Als
zodanig is deze Stichting een unieke organisa
tie die men elders in de wereld tevergeefs zal
zoeken; in plaats van onderlinge strijd, sa
menwerking. Dat aan de bestuurders van een
zo heterogeen samengestelde organisatie hoge
eisen worden gesteld met betrekking tot hun
bereidheid om de belangen van eigen groep of
organisatie ondergeschikt te doen zijn aan het
landbouwbelang in de ruimste zin, spreekt
welhaast vanzelf. De ervaringen in de vijf
jaren van het bestaan opgedaan geven echter
hoop voor de toekomst.
De oprichting van de Stichting voor de
Landbouw was echter geen doel op zichzelf,
maar slechts bedoeld als voorbereidend li
chaam om te komen tot een publiekrechtelijk
orgaan voor de landbouw, dat zijn basis vindt
in de artikelen 152 t/m 154 van de Grondwet.
De bij de oprichting van de Stichting voor de
Landbouw gekoesterde verwachting, dat het
tot stand komen van een publiekrechtelijke
organisatie voor de landbouw reeds spoedig
zou kunnen plaatsvinden, is niet in vervulling
gegaan, daar de landbouw moest wachten tot
ook voor andere bedrijven de publiekrechte
lijke bedrijfsorganisatie was geregeld. In af
wachting hiervan heeft de Stichting haar se
cundaire, maar niet minder belangrijke taak
vervuld nl. het behartigen van de belangen
der agrarische bedrijfsgenoten op sociaal, eco
nomisch en technisch gebied.
Nu echter de Raamwet op de publiekrech
telijke bedrijfsorganisatie door de volksverte
genwoordiging is aanvaard, ziet het er naar
uit dat het tot stand komen van een dergelijk
orgaan voor de landbouw niet lang meer zal
uitblijven, daar de belanghebbende organisa
ties na uitvoerige studie en voorbereiding, zich
hiermede hebben verenigd. Hiermede zal dan
een blijvende vorm van samenwerking ver
kregen zijn tussen landbouw- en landarbei
dersorganisaties, waarvan men de oprichting
tien jaar geleden nog voor onmogelijk had ge-
83