ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 September koos de vloot weer zee. Met het oog op de gevaarlijke zandbanken voor de Vlaamse en Zeeuwse kusten was Johanna, die tot nog toe op een der beide „Caracas" uit Genua gereisd had, overgegaan op een Bis- kaais schip van geringere diepgang. In Arne- muiden ging de prinses aan land. Na enige dagen reisde zij door naar Bergen op Zoom, waar zij feestelijk werd ontvangen. Over Antwerpen ging zij vervolgens naar Rijssel, waar haar bruidegom, die in Tyrol verbleef, de achttiende October arriveerde. Met Vlaamse uitbundigheid en Bourgondisch prachtvertoon, schrijft Dr Brouwer, werd het huwelijk van Johanna en Philips te Antwer pen, waarheen het bruidspaar gereisd was, voltrokken. Dezelfde vloot, die Johanna gebracht had, moest Margaretha, Philips' zuster, naar Span je brengen. De schepen bleven in de havens van Walcheren wachten. De koude winter had de Spanjaarden ook narigheden bezorgd. Met het oog op diverse eventualiteiten werd een „handschoen-huwelijk" voor de aartsher togin geënsceneerd. Op 5 November 1496 zo vertelt Dr Jane de Jongh in het eerste deel van haar Regentessen der Nederlanden trouwde Margaretha te Mechelen met de haar onbekende prins Don Juan, die door de Spaanse afgezant Francisco de Rojas verte genwoordigd was. Over dit huwelijk vertelt een onbekende zestiende-eeuwse kroniekschrij ver het volgende grappige verhaal. De Rojas, die nogal beperkt in zijn middelen was, had van een andere Spaanse edelman een pak van brocaat geleend, opdat hij er bij die plechtige gebeurtenis keurig zou uitzien. Toen de dag gekomen was, dat hij „zich in de kamer van Margaretha te bed moest begeven", vroeg zijn vriend hem nog eens, of hij er heus toch wel „helemaal" netjes uitzag. De wat slordige Francisco stelde zijn bezorgde vriend gerust „maar toen hij zich ontkleedde, bleek hij zo'n slechte sous-pantalon aan te hebben, dat zijn chemise er van achteren uitkwam Twee dagen later arriveerde Margaretha te Middelburg voor het vertrek naar Spanje, vergezeld van haar broeder, Philips de Scho ne, die in de Zeeuwse hoofdstad nog altijd gehuldigd moest worden. In de door Kesteloo uit de stadsrekeningen van Middelburg gemaakte excerpten vindt men over haar aankomst het volgende ver haal: „Op den 7 dag in November in den jare (14)96, zoo kwamen binnen deze stede van Middelburg onzer allergenadigste heer de Aartshertog van Oostenrijk Philips hertog van Bourgondië met mijne genadige vrouwe Mar griet van Oostenrijk zijne zuster en zijn ge komen met hare schepen, varende tot binnen de stad toe en gingen aldaar aan land aan de noordzijde van den Dam bij de Noorddam poort, daar de Baljuw, Burgemeesters en Sche penen dezer stad hen te voet vielen en deden hunne reverentie, zijn genade en mijner voorz. vrouwe zijne zuster eerlijk en trouw, zoo dat behoort, en terstond zoo kwam mijnheer de prelaat aldaar in processie-gewijze, die mede zijne reverentie deed en daartoe zoo kwamen beide de kapittelen van de stede, de heeren van St. Pieter en van Westmonster met de minderbroeders en augustijnen en de bogaar den, eerlijk met hunne processie, en daar dat de stede bereid had beide de schutterijen van de stede voetboog (en) handboog, elk met eene brandende wassen toorts in de hand en boven dien nog al de ambachten van de stede, die ook aldaar bezet stonden met hunne toortsen in de hand, d'eene met 6 toortsen en d'andere met vier toortsen, elk naer zijne staat, zoodat daar wezen mochten in 't geheel ten getale van 260 a 270 toortsen en hebben alzoo vóór die processie voorgegaan geweest langs den Dam, Sint Pieterstraat door tot de Abdij toe, alwaar myn voorn, genadige heer met zijne zuster gegaan zijn met de processie in de Klooster kerk daar zij hun gebed deden en de monni ken van het klooster zongen „veni sancte spi ritus" met de oratie daartoe dienende, en als mijnheer de prelaat de benedictie gegeven had, zoo ging mijne genadige vrouwe Mar- 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 20