No. 4 griet in de Abdij in 't klooster en nam aldaar haar logies en mijn genadige heer werd voort- geleid met de toortsen te samen den Burcht op en naar de Markt tot in 't huis van mijne vrouwe van Ravensteyn en nam daer logies". De vrouwe van Ravensteyn was Anna, na tuurlijke dochter van hertog Philips van Bour- gondië. Zij was eerst gehuwd met Adriaan van Borsselen, heer van Brigdamme en Sou burg; nadien was zij in 1469 te Brugge in de echt verbonden met Adolf van Cleef, heer van Ravensteyn en Winendale, met wie zij op het kasteel te West-Souburg een grote staat voerde. Evenals meerdere leden van de adel had zij een huis in de stad. „En kort daarna op den 13 dag van No vember in dezelfde maand, zoo werd mijn voornoemde genadige heer gehuldigd binnen deze stede van Middelburg in het stadhuis aldaar, in presentie van de gemeene poorte ren, die voor het stadhuis stonden en aanhoor den mijn voorz. genadigen heer, bij monde van den baljuw van Middelburg zijnen eed zweeren". „En als nu voorn. G.H. der stede eed ge daan had en gehuld was, zoo werden hem terstond gepresenteerd en geschonken van de voorn, stede wege, tot zijne blijde inkomst, twee schoone verguld-zilveren stoopkannen, wegende onder haer beiden 21 mark 7 onsen, daarvan de som in 't geheel beliep 56:7:9." Deze kannen waren in 1495 aangekocht bij Antonis Mulet te Brugge. De geschenken, die bij dit bezoek van stads wege gegeven werden, vindt men vermeld in het kapittel „Betaald en gegeven tot heusch- heid den officieren ter blijde inkomste van M.G.H.". Onder hen, die bedacht werden, vinden we: Heer Olivier van der Mate, ka pitein van de archiers, de gemeene archiers, de pages van de graaf, die van de markies van Baden en nog twee anderen, de drie ridder boden, de bode van vrouw Margriet, de por tiers van M.G.H., zijn deurwaarder, de he rauten, de vier sergeanten van wapenen, de ZEEUWS TIJDSCHRIFT „huischier van de zale" (zaalbewaarder), de trompetters met de speellieden, de chevacheur van de ecurie, de officier van de kamer, die van de garderobe, die van de „sauserie", die van de keuken, die van de kelder met de wijn, die van de „panetterie", die van de „fruite- rie", die van de „specerie", de fouriers, de palfrenier en de fourier van de ecurie en de „merscale". Mr Philips Hameton en Mr Jan Coudelier, secretarissen van M.G.H., werden bedacht wegens de vele diensten aan de stad. Couzijn, de zot van M.G.H. kreeg een came- lotten tabberd. Verschillende posten herinneren aan de aankoop van wijn. Voorts kreeg de stads buspoedermaker een bedrag voor „zeker ge reedschap van vuurwerk, dat hij maakte, staande op de Markt, loopend tot vóór het huis van Ravensteyn, daer M.G.H. gelogeerd was en van daer tot het stadhuis en weder tot Adr. Jacobsz. huis, aan de zuidzijde van de kerk" (de op de Markt staande Westmon ster). Dan nog posten voor de aanschaf van sukade, van perziken en van groen laken, dat voor de ramen gehangen had bij de huldiging. En eindelijk leest men in de rekening: „Al- zoo O.G.V. Margarite van Oostenrijk, prinses van Castilië, alhier binnen deze stad van Mid delburg gekomen is, verwachtende weder en wind om met de hulp Gods te zeilen met hare armee voort naar Spanje toe, zoo is het, dat de stad haar geschonken heeft tot hulp harer kosten en tot uitvaart van hare voyage eene gracelijkheid van 100 gouden Andries-gul- dens". De reis van Margaretha zou niet vlot ver lopen. Het weer bleef onheilspellend slecht en de Spaanse admiraal waagde het niet de haven te verlaten. Eerst op 22 Januari 1497 ging het gezelschap scheep voor een weinig fortuin lijke reis. Aan het afscheid, dat Philips de Schone en Margaretha op Walcheren van elkaar namen, herinnert het volgende adieu-lied, dat ik aan trof in een der jaargangen van het Belgisch Museum 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 21