Facetten van de Zeeuwse samenleving, 1830-1848 No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Het portret, dat de historici tekenen van de Nederlander uit de eerste vijftien jaren van het Koninkrijk, is verre van aantrekkelijk. Het is de beeltenis van Oom Stastok, proto type van de zelfgenoegzame en conservatieve man, zonder initiatief en zonder levensdurf. Pas de onafhankelijkheidsbeweging der Bel gen wekte het Noorden uit zijn slaperige toe stand..Het „Te wapen" van Koning Willem October 1830 de Tiendaagse veldtocht in de zomer van '31 en de langdurige verde diging van de Antwerpse citadel stimuleerden in hoge mate het Nederlandse zelfbewustzijn. Dit uitte zich aanvankelijk in een felle pers campagne tegen „het muitziek rot der Belgen" en in een stroom bombastische citadelpoëzie, maar weldra kreeg het positiever inhoud. In de jaren '30 hoorde men verkondigen, dat de Staten-Generaal groter en ruimer bevoegdhe den moesten krijgen, dat de regering van het land niet door Koninklijke Besluiten diende te geschieden. Anderen laakten de staatsvoogdij over de Hervormde kerk en de bedaarde geest der Synode. In de literatuur spoorden Potgie ter en zijn vrienden aan om te breken met de slapheid en halfheid, die de meest typische trekken dreigden te worden van de Neder landse volksaard. De opkomst van het liberalisme op politiek, het streng-calvinistische verzet tegen de Sy node op kerkelijk, de Gids-beweging op lite rair gebied, brachten leven in de brouwerij. Naarmate het halfweg der negentiende eeuw naderde, werd het uitzicht van het geestelijk en maatschappelijk leven interessanter. Ook Zeeland merkte de versnelde polsslag van de natie. Van een streven naar verandering van het regeringsstelsel was in deze provincie pas laat iets merkbaar, later dan in de meeste an dere gewesten. De godsdienstige beweging daarentegen, bekend als de Afscheiding, vond hier spoedig een opmerkelijke aanhang. De nieuwe kerkorde, die Koning Willem I in 1816 de Hervormde kerk had opgedron gen, leidde tot moeilijkheden met vele recht- zinnigen van de oude stempel. Zij bleven ge hecht aan de Dordtse leer en toonden zich af kerig van de „moderne" evangelische gezan gen. In 1822 bestond te Axel een kring van „oe fenaars", waarvan Johan Willem Vijgeboom het middelpunt was. Een verzoek van dit ge zelschap aan de magistraat van Axel om toe stemming voor het houden van openbare gods dienstoefeningen, werd afgewezen. Vijgeboom en enkele leden van zijn kring werden boven dien veroordeeld tot het betalen van boeten een totaal bedrag van bijna 400, omdat zij een bijeenkomst gehouden hadden nog vóór zij hun aanvraag hadden ingediend. Een wet uit de tijd der Franse overheersing maakte het mogelijk bijeenkomsten van meer dan twintig personen te verbieden. In het al gemeen werd aan deze wet niet de hand ge houden. Waar het nieuwe sectariërs betrof was de overheid echter streng. Desondanks vormden zich in verschillende gemeenten klei ne kringen dissidenten, bijvoorbeeld in Mid delburg. Bijna alle leden behoorden tot de „kleine luiden": op de voorgrond traden een loodgieter, een molenaar, een kolenhandelaar, een kruidenier, een tuinman. Een gouverne- mentsdrukker was de enige, die „mijnheer" werd genoemd. Te Biggekerke stond van 1832 tot 1834 ds J. van Rhee. Deze voorganger kwam in con flict met het classicaal bestuur, omdat hij op Goede Vrijdag niet wilde preken. „Liefst noemde hij de naam van dien dag met, die was hem te paaps." x) Slechts zelden gaf Van Rhee zijn gemeente gezangen op; dit was trou wens geheel in overeenstemming met het ver langen van de kerkeraad, die de gezangen als een remonstrantse nieuwigheid verwierp. Toen Van Rhee in 1834 naar Brabant ver trok, hielp de vriendenkring in Middelburg 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 23