ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 de kerkeraad van Biggekerke bij het zoeken van een nieuwe, even rechtzinnige voorgan ger. Het werd ds H. J. Budding. Nog voor diens bevestiging werd de Afscheiding te Ui- rum een feit. Wegens het „verwekken van wanorde" werd ds De Cock tot drie maan den gevangenisstraf veroordeeld, Ulrum kreeg inkwartiering van 150 infanteristen. De ver ontwaardiging over deze door niets gerecht vaardigde vervolging en plagerij was groot. De nieuwe predikant van Biggekerke won dan ook aanstonds de sympathie van zijn recht zinnige gemeente, toen hij voor het verdrukte volk Gods bidstonden afkondigde. Enige tijd later nam hij na afloop van een kerkdienst het gezangboek van de kansel en bracht dit demonstratief buiten de kerk: sirenische min neliederen zouden in Biggekerke niet meer ge zongen worden. Spoedig stond Budding met het classicaal bestuur op gespannen voet en toen dit college hem wegens zijn verkeerd gedrag ter verant woording riep, aanvaardde Budding de con sequentie: 1 April 1836 trad hij uit de Her vormde kerk. Nog dezelfde maand tekende hij de Acte van verbintenis van de Synode der gemeente Jezu Christi, die kort tevoren in Amsterdam gehouden was. Onvermoeid was Budding sindsdien in de weer als apostel van de ware gereformeerde religie. Hij preekte in Biggekerke, waar direct na Buddings afschei ding een gemeente van „Gereformeerden" ge sticht was, hij preekte op de buitenplaats Sint Jan ten Heere onder Domburg, hij preekte in Borsselen, Oudelande, 's-Heer Arendskerke, Krabbendijke en in 183 8 ook te Goes; maar ook ver buiten de provincie trad hij als gere formeerd voorganger op. De positie van de afgescheidenen was moei lijk. Vrijwel overal werden ze door het pu bliek belachelijk gemaakt, hun samenkomsten werden dikwijls gestoord, was het niet door een vijandig publiek, dan in ieder geval door de plaatselijke politie. Steevast werd op grond van het beruchte wetsartikel procesverbaal opgemaakt. Hoge boeten volgden. Te Goes werden alle kerkeraadsleden van de Afge scheiden gemeente en ook Budding, die hier was opgetreden, tot een boete van honderd gulden veroordeeld. De Middelburgse gemeente kerkte enige tijd in een pand buiten de Langevielepoort, op grondgebied van Koudekerke. Raddraaiers kwamen de ruiten stuk slaan, smeten stoelen en banken buiten. De politie kwam en maakte procesverbaal op tegen de kerkgangers. Jhr Mr Willem Versluys, een van de weinige gefortuneerden in de kring, betaalde de boete. Deze jonker trok trouwens keer op keer zijn beurs, want ook de wekelijkse bijeenkomsten op zijn buitenplaats Sint Jan ten Heere waren Justitia spoedig bekend. Verschillende voorgangers en leidslieden van de kerken der Afscheiding werden gevan gen gezet. Budding, die de boeten niet betaal de en evenmin toestond, dat Jhr Versluys het voor hem deed, ontkwam niet aan dit lot. Met het vuur van de hageprediker zette hij na zeven maanden gevangenisstraf zijn werk voort. De beweging groeide hier als elders tegen de verdrukking in. In 1841 werd voor de twaalf afgescheiden gemeenten, die Zeeland toen telde, ene dominee Van der Meulen beroepen. Diens standplaats werd Goes. Nog altijd hadden de samenkomsten min of meer in het verborgene plaats. Keer op keer verzochten de dissidenten de overheid om geloofsvrijheid. De regering stond tegen over deze aanvragen niet zonder meer afwij zend. Zij verlangde echter, dat de afgeschei denen hun separatisme erkenden. Velen van hen hielden vast aan de opvatting, dat juist zij de aloude gereformeerde kerk der Neder landen trouw gebleven waren, dat daarente gen de grote massa der hervormde kerk de Dordtse leer verzaakte. Bovendien wie erken de zich te hebben afgescheiden gaf daarmee behalve zijn aanspraak op de naam ook die op de bezittingen van de hervormde kerk prijs. Voor het zogenaamde vrijheidvragen waren aanvankelijk maar weinigen te vinden, maar op de duur woog in de meeste gemeenten de 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 24