ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Het groeit tot een lugubere uittocht
van lichamelijk en geestelijk mis-
maakten: Ottram Lancvoet, Ludmoer
metten langen nese, Ludolf metten
langhen vingheren, wiens vader Hu-
ghelyn metten crommen beene uit
Absdale (bij Hulst) geboortig was!
Het doet ons denken aan de typische
Breugheldoeken, waarop de mageren,
de dikken, en de blinden geconterfeit
werden!
De hoogste perfectie bereikt de
dichter in het beroemde pleidooi van
Reinaert als hij volgens oud Ger
maans recht voor de derde maal in
gedaagd voor Nobel verschijnt.
Reinaert wist, wat hem te wachten
stond! Maar niettegenstaande dat leidt
hij zijn oom Grimbeert, met wie hij de
tocht naar de hofstad onderneemt,
om de tuin in zijn kostelijke biecht,
waarin hij schijnbaar rouwmoedig zijn
misdaden betreurt, terwijl hij er een
intens genoegen in schept, om te ver
halen hoe hij zijn aartsvijanden: Isen-
grijn, de wolf en Bruun, de beer, be
drogen en gekweld heeft. Grimbeert
geeft zijn neef als penitentie veertig
slagen met „een rijs"! Maar als ze
voorbij een klooster komen, waar
malse kippen buiten de muren lopen
„begonnen sine oghen omme te gane"
en hij springt er op af „sodat dien
worden door de schrijver kostelijk uitgebuit.
Wij herinneren aan de smeuige schildering
van het avontuur van Bruin de beer, de slok
op, wiens hart en gevoel in de maag huizen;
de kermende beer met de spottende vos, als
zijn slachtoffer zijn vraatzucht boeten moet
in de knellende spleet van een boom op het
erf van Lamfroit! Blijft het lezen van het
fel-gekleurde Breugheliaanse tafereel, waarin
we de dorpelingen met de meest-vreemdsoor-
tige uitrusting op zien trekken om de beer te
doden, niet steeds een onverwelkbaar genot?
Beeldgroep in zandsteen bij de ingang van het Oisterwijkse
Natuurtheatcr van de Bredase beeldhouwer Van der Wiel.
Houtsnede uit het Volksboek van 1589 Reinaert als
kluizenaar overhandigt Canticleer de brief
van de koning.
110