ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
vormen. In haar heeft de schilder zijn verruk
king uitgejubeld, hij heeft haar opgevoerd tot
ze de glans van zijn droom en de kracht van
zijn verlangen had, maar juist door dit on
miskenbare stemmingsgehalte verlokt ze de
beschouwer tot het projecteren van stemmin
gen en gevoelsassociaties, waardoor deze de
voorstelling laadt met een „betekenis", die
ligt in het plan van het geleefde leven. Wie
echter transponeert, wil uit boven dat plan,
wil een autonome vorm, die in de schok van
het zien de „gewone" lagen der psyche door
breekt en verstaan wordt in een gebied waar
de woorden zwijgen. Hij wil een schilderij,
waarin de kleurstelling, de factuur en de span
ningen, tezamen, de betekenis van het werk
aan de beschouwer openbaren, nog voordat
deze de voorstelling heeft herkend.
Nu zal het wel duidelijk zijn, dat de eigen
aardige gestemdheid van De Kat's kleur sa
menhangt met de verhouding tot zijn onder
werp: er is geen liefde op een afstand, die de
verheerlijking niet kent en er is geen schilder
kunstige verheerlijking, die niet gebruik maakt
van een lyrische en stemming-suggererende
kleur. Daar zit de moeilijkheid: zo lang hij
het Loflied van Walcheren zingt, blijft zijn
kleur verlokken tot de aanschouwingswijze
der leken: het lyrisch beleven der voorstelling
maar wat kan hij anders dan van zijn lief
de getuigen, nu Walcheren als een barre slik-
en zandplaat uit het water te voorschijn komt?
Een ander onderwerp kiezen, één waaraan
hij minder met zijn gehele wezen verbonden
Afb. 2. Ewoud de Kat: Campveerse Toren.
116