ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 5
de laatste helft van de vorige eeuw, bemerkt
tot zijn verbazing, dat toen in het akker-
bouwgewest Zeeland de veeteelt welhaast in
het middelpunt der belangstelling stond.
„Geen mest zonder vee en geen koren zonder
mest", heette het teen. Deze extra belangstel
ling duurde tot het kunstmestgebruik alge
meen werd. Voordien was zonder stalmest de
vruchtbaarheid van de bodem niet op peil te
houden. Het gezegde: „mest is geen zaligheid,
maar doet wonderen waar ze leit", was
gangbaar. Na de opkomst van de kunstmest
was er een tijd, waarin men meende het op
het bouwland wel zonder stalmest te kunnen
stellen. In deze opvatting komt echter geluk
kig weer een kentering ten gunste van de
stalmest, waarvoor de waardering sterk stij
gende is. Het vraagstuk van de organische be
mesting: stalmest, compost en groenbemesting,
is met het oog op bodemstructuur en vrucht
baarheid tot een brandend vraagstuk gewor
den.
De noodzaak, grote hoeveelheden afval
producten van de akkerbouw rendabel te
maken, is een krachtige stimulans voor de
rundveehouderij. Stro, kaf, suikerbietenkoppen
en -bladeren, afvallen van de aardappelencul
tuur, van granen en peulvruchten worden in
geweldige massa's geproduceerd en zijn me
rendeels niet verkoopbaar. Een veestapel van
75.000 runderen en 20.000 paarden kan in
herfst en winter voor een zeer belangrijk ge
deelte uit deze afvallen gevoed worden. Dit
draagt er toe bij, dat Zeeland een betrekkelijk
dichte rundveestapel heeft. Het weiland be
hoeft slechts weinig aan de wintervoeding bij
te dragen.
Tenslotte was het vrijwel altijd voordelig,
ook in Zeeland, zoveel melkvee te houden,
dat men daaruit de eigen bevolking van con-
sumptiemelk en boter kon voorzien.
Gedurende de laatste 1 x/i eeuw verdubbel
de de Zeeuwse rundveestapel vrijwel. Opmer
kelijk was daarbij echter dat het aantal melk
koeien sterk verminderde, terwijl een zeer
sterke vermeerdering van jong- en mestvee op
trad. De volgende cijfers geven daarvan een
globaal beeld.
Andere Verhou-
Jaar Melkkoeien runderen Totaal ding 1 2
1816 29462 11750 41113 1 0,4
1850 29360 296 35 58995 1 1
1885 27470 38588 66058 1 1,4
1904 25400 52000 77400 1 2
1950 22300 54004 76300 1 2,4
In Nederland is deze verhouding 1 0,76
De toename van de rundveestapel in Zee
land was te danken aan een veel intensievere
bedrijfsvoering, de opkomst van de suikerbie
tencultuur en de bijkoop van krachtvoer. De
bijzondere verhouding onder het Zeeuwse
rundvee is het gevolg van de volgende feiten.
Het meeste weiland ligt voor de melkveehou
derij te ver van de boerderijen. Verder is de
belangstelling om te melken in Zeeland gering
en is de fabriekmatige zuivelbereiding weinig
ontwikkeld.
De sterke vergroting van de jongveestapel
maakte het na 1S50 in toenemende mate no
dig jaarlijks veel jongvee van elders in te voe
ren. Deze invoer had een doorslaggevende in
vloed op de omvorming van het oorspronke
lijke Zeeuwse veetype.
Alle vaarskalveren die in Zeeland geboren
worden houdt men aan, ook nog een beperkt
aantal stierkalveren. Verder worden nog jaar
lijks 20.000 runderen van elders ingevoerd.
De Zeeuwse veestapel produceert per jaar
90 millioen kg melk (waarde 16 millioen
gulden). Verder worden elk jaar 10.000
nuchtere kalveren en 30.000 mestrunderen
en kalfvaarzen afgezet. De Zeeuwse mestrun
deren hebben een bijzondere reputatie. Ook de
kalfvaarzen zijn een bekend en specifiek
Zeeuws product.
Interessant is het na te gaan hoe en in welke
richting de verbetering van de rundveestapel
in Zeeland zich ontwikkeld heeft.
De oorspronkelijke veestapel van voor 100
a 150 jaar was streekeigen en aangepast aan
120