No. 6
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
teert de vraag: is Zeeland primair bewoond
geweest door de brachycephale Alpinen,
waarmee zich later indringende dolichoce-
phale Nordici hebben vermengd, of is het
omgekeerde het geval?
Beide mogelijkheden worden door verschil
lende anthropologen verdedigd.
Echter, o.i. is slechts uit een klein deel van
Zeeland anthropologisch materiaal in vol
doende hoeveelheid onderzocht, zodat het ge
noemde probleem, als wij het aan de hand
van Zeeuwse vondsten willen trachten te be
naderen, voorlopig nog wat voorbarig aan de
anthropoloog voorgelegd wordt.
Van de Noordelijker eilandenreeks Schou-
wen-Duiveland zijn ons geen anthropologi-
sche gegevens bekend, die van grote waarde
zouden kunnen zijn voor het onderhavige
vraagstuk.
Zien wij af van zeer vroege perioden, dan
mogen wij althans voor de 8ste eeuw aanne
men, dat de Zeeuwse kusten reeds toen door
mensen van zeer verschillende herkomst be
woond waren. Deze verschillende herkomst
impliceert overigens niet noodzakelijkerwijs
een samenstelling uit verschillende rassen.
Vanuit Walcheren hebben de Noormannen,
de dolichocephale Nordici dus, vele stroop
tochten naar o.a. de Westkust van Schouwen
ondernomen, die bijgevolg stellig bewoond
werd. De anthropoloog kan echter over de
aard van deze toenmalige bewoners geen uit
spraken doen.
Archaeologie en historie (voor de anthro
pologic overigens ongeschikte uitgangspunten)
kunnen ons evenmin toereikende inlichtingen
verschaffen. Het te Nieuwerkerke verzamel
de, ongeveer 16de eeuwse anthropologische
materiaal, samen met een grote verzameling
schedels die wij met medewerking van Jhr Mr
J. Schuurbeque Boeye, burgemeester te Zie-
rikzee, aldaar konden verkrijgen en eveneens
daterend uit een overeenkomstige periode, zal
ons iets nader kunnen brengen tot het vraag
stuk der samenstelling van de vroegere bewo
ners van de Noordelijker eilanden-reeks.
Het is zeer verleidelijk, doch onweten
schappelijk, vooruit te lopen op nog te ver
krijgen resultaten. De verschillende mogelijk
heden liggen voor de hand. Zal deze reeks
eilanden hetzelfde beeld vertonen als de Zui
delijke reeks?
Van een zo massale invasie van Nordici als
in Walcheren is voor Schouwen niets bekend.
De buitengewoon talrijke, doch helaas nog
niet bewerkte en gepubliceerde archaeologi-
sche vondsten uit het strandgebied van Schou
wen wijzen op een reeds vroege bewoning.
Dergelijke vondsten kunnen ons echter slechts
zelden anthropologische gegevens verschaffen.
Archaeologen en historici spreken over de
dragers van een bepaalde cultuur in een voor
de anthropoloog moeilijk te verwerken termi
nologie.
Zo zijn de Friezen, Franken en Saksen, op
onze schoolbanken geannonceerd als de ons
volk samenstellende componenten, voor de
anthropoloog uitermate moeilijk, en soms wel
licht onmogelijk te begrenzen groeperingen.
Het is, wetenschappelijk gezien, bijzonder
gevaarlijk en alleen maar verwarrend, de be
namingen van bepaalde groepen, zoals deze
door historici, taalkundigen en archaeologen
gegeven worden, zonder verder onderzoek
over te nemen in de anthropologic.
Zo zal de anthropologic het probleem van
de Zeeuwse bevolking dus ook zelfstandig
moeten aanpakken, om eventueel a posteriori
met andere wetenschappen tot overeenstem
ming te geraken.
Met behulp van de tot dusverre verrichte
opgravingen kunnen wij, in het gunstigste ge
val, de oplossing van het vraagstuk een schre
de nader brengen. Veel werk zal in de (naas
te?) toekomst ook in Zeeland nog verricht
moeten worden.
Doch in dit opzicht voelt de anthropoloog
zich niet eenzaam
135