ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
Maar thans, in het zomerhalfjaar, wil ik in
het bijzonder over de broedgebieden spreken,
en terloops enkele andere belangrijke terreinen
aanstippen. Dat ik hierbij gebieden oversla,
moet niemand mij euvel duiden: in het bestek
van dit artikel kan ik alleen het allervoor
naamste noemen.
Schouwen is een vogelland van de eerste
orde, in roem weinig achterstaand bij Texel
en de andere Waddeneilanden. Geleerden en
liefhebbers uit de gehele wereld bezoeken dit
Ook bevindt zich hier een kleine kolonie Klu
ten (een vogelsoort die in ons land vrij zeld
zaam is, maar die in Zeeland vrijwel overal
aan te treffen is). De Kluut is een van de
mooiste waadvogels; wit, met enkele smalle
zwarte strepen en een vreemdgevormde, om-
hooggewipte snavel, waarmee hij de opper
vlakte van drabbige plasjes afroomt, azend op
minuscule diertjes. Deze vogel broedt in ove
rig Zeeland vrijwel overal binnendijks, langs
oude kreekarmen, bij welen e.d., op enigszins
eiland voor zijn vogels. Het hart van het ei
land heeft deerlijk ingeboet aan schoonheid en
vogelrijkdom door de inundaties, maar niette
min zijn de duinen en de inlagen onder de
Scheldedijk tussen Serooskerke en Moriaans-
hoofd nog steeds ware vogelparadijzen. In de
duinen broeden duizenden blanke Zilvermeeu
wen, wier geroep en geklaag in de broedtijd
niet van de lucht is, en daartussen vindt men
ook nesten van Stormmeeuwen en Visdiefjes.
Verder broeden hier al tientallen jaren lang
enige paren van de Kleine Mantelmeeuw, een
in ons land zeldzame vogel. Deze Kleine Man
telmeeuw heeft een lei-zwarte rug en gele
poten, waardoor hij zich van de Grote Man
telmeeuw onderscheidt, die rose poten heeft.
Dan vindt men er Wulpen, Asgrauwe Kieken
dieven en allerlei andere weide- en dumvogels.
brakke, lage gronden, maar op Schouwen ook
in het droge duin, wat uniek is.
Niet alleen dat Schouwens duinen vogelrijk
zijn, ze behoren ook landschappelijk mee tot
de mooiste van ons land.
Nog beroemder zijn de Schouwse inlagen;
flinke, rechthoekige plassen onder de zeedijk.
Hier worden de vogels geëxploiteerd, het zijn
zgn. vogelarijen. De duizenden kokmeeuw- en
sternparen die hier broeden, moeten elk enkele
eieren afstaan, doch daarvoor in ruil genieten
ze een voortreffelijke bescherming van de
pachter voor het verdere gedeelte van de
broedtijd, zodat de stand toch gehandhaafd
blijft. De eilandjes, „hillen" genaamd, in deze
inlagen, welig groen door de plantengroei op
de vruchtbare vogelmest, zijn in de broedtijd
overdekt met een witte deken van meeuw-
138