ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 Noordweg van Middelburg naar Oostkapelle, de weg van Burgh naar Burghsluis. Sinds het onderzoek van Dr Alida Vlam kennen wij de betekenis van deze heuvelrug gen. Het zijn vroegere kreken tussen en in de oorspronkelijke schor-eilanden met hun venige ondergrond en hun terpdorpen. Toen de veel verder westelijk gelegen duin- rijen door de zee werden vernietigd, vulden deze kreken zich met het naar binnen spoe lende zeezand, dat later, bij het verminderen van de stroomsnelheid, weer werd bedekt door kleilagen. Daarop volgde de bedijking en de kunst matige afwatering met behulp van klepsluis- jes en duikers. Het veen onder de oude schor ren klonk in, heel geleidelijk, tot het opper vlak i a 2 meter lager kwam te liggen. De zandmassa in de kreken vertoonde geen klink, zodat nu deze oude wateren meer dan een meter liggen boven de eilanden die zij vroeger begrensden en doorsneden! Die eilanden wer den dus drassig; in de loop van de volgende vijfhonderd a duizend jaar verplaatsten zich de boerderijen naar de vaste grond. Nieuwe wegen volgden de zandbanen, in alle opzich ten wonnen zij het van het „oude land". Daar speelde ook een rol bij, dat de goed gedrai neerde klei op de kreken veel beter geschikt was voor vruchtbomen dan de stugge massa op het veen, dat de oude schorren verzadigd waren en bleven met zout of brak grondwa ter, terwijl de zandbanen binnen enkele eeu wen reservoirs werden van zoet regenwater. De omkering van het reliëf had dus een volledige omkeer in de belangrijkheid van het land ten gevolge: de eertijds zo bloeiende eilanden werden verlaten achterland, het vroegere water werd welvarend. Hoog zijn de kreek-heuvelruggen nooit, maar zij tekenen zich zeer duidelijk af, door hun gebruik als bouwland en doordat de boombegroeiing er weliger is dan in het schor- rengebied. Bovendien overziet men op allerlei plaatsen onverwacht grote delen van het lage terrein. De Noordweg volgt, zoals reeds gezegd, een van de zandruggen. De Veerse weg daar entegen snijdt buiten Middelburg een aantal ruggen scheef, en volgt de logische weg pas voorbij Schellach. Ter Hooge ligt op een heu velrug, evenals Munnikenhof, het oude bui tentje van Jacob Cats bij Grijpskerke. Van Koudekerke naar de Dishoek lopen een paar brede zandbanen, evenals van Veere naar Ga- pinge. In de Poel bij Goes zijn duidelijke heuvel ruggen op te merken in de buurt van Baars- dorp en Nisse; een loopt er evenwijdig aan de Zuidweg, halverwege de Koedijk. Tussen Schuddebeurs en de inlagen op Schouwen ligt een hele bundel evenwijdige zandruggen in oost-westelijke richting, en in de buurt van Brijdorpe is de bochtigheid van de voormalige kreken opvallend. Zijn dus alle vroegere kreken thans zicht baar als heuvelruggen, en zijn alle langgerekte heuvels vroeger water geweest? Geen van beide is juist. Een lange rug kan ook een vroe gere, deels afgeslechte dijk zijn of een lang werpige terp, door mensenhand opgeworpen. En een kreek, die na de tijd van verplaatsing van het duinzand is dichtgespoeld of droog gekomen, zal gewoonlijk een slappe kleibo- dem hebben en niet als heuvel, maar als dal zich aftekenen. Zoals bijvoorbeeld de kreek die van de dijk naar Oosterland op Duiveland loopt, de kreek van Ouwersluis naar Nieuwer- kerk, de kreken bij Dreischor en Bommenede, het Zwake en het Schenge. In ons Zeeuwse bergland kan water dus tot heuvelrug worden of tot laag grasland; dor pen kunnen op heuvels liggen, door de mens opgeworpen, de hoogste bergen kunnen rusten op oude cultuurgrond. Het is een bergland vol met de meest onverwachte verschijnselen. Prof. dr ir BIJHOUWER 144

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 22