Flora van Zeeland ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 „Land, waarop eeuwig komt gevochten de zee, met luid geruisch," „En in dit onverganklijk land een wilde tuin, waar duindoorn en de hoge vlieren wassen. Uitzicht op vroon, vanaf 't begroeide duin en wat daar tiert aan landlijke gewassen." Met deze enkele regels uit een tweetal ge dichten van de dichters J. C. Bloem en Jan Campert, beide betrekking hebbende op Zee land, is onze provincie meer speciaal getekend voor het doel, hetwelk aan deze verhandeling ten grondslag ligt. Immers wie in gedachten vanuit zee het duin beklimt en van daaruit zijn blik laat gaan over duin en vroon en wat daarachter ligt tot aan de boorden van de Eendracht ziet na de wilde tuin slechts lande lijke gewassen. Daarmee wil gezegd zijn, dat het landschappelijk beeld van Zeeland wordt overheerst door het zakelijke, het gecultiveer de, de verbouw van nuttige gewassen. Niet iedereen is in staat om uit dit totaalbeeld de subtiele onderscheidingen los te puren en daaraan is de mening van velen van buiten Zeeland, dat het land zo eentonig is, niet vreemd. Zeker, wie met Kerstmis bij druilerig weer door Zeeland reist, zal moeilijk in ver voering geraken van wat hij ziet, doch stel daartegenover een tocht door zonbeschenen velden met gloeiend geel van koolzaad en de tientallen nuances groen van opkomend graan en andere gewassen. Of een tocht over de kronkelende wegelingetjes langs de bloeiende boomgaarden of in de zomer langs de velden als het rijpe koren in schoven staat. Want het land moge volgens de dichter onvergankelijk zijn, onveranderlijk is het zeker niet, het wis selt van uur tot uur door allerlei invloeden; voor wat de aanblik betreft niet het minst door de wisseling der seizoenen. Bij enig nadenken moet ieder wel diep onder de indruk komen van de grote plaats, die planten in ons bestaan en in het wereldbestel innemen en van de wijze waarop de mens deze in zijn eigen belang, soms ook in zijn nadeel, door arbeid en wetenschap aan zijn doel wist dienstbaar te maken. Hoewel dit deel der plantkunde in het algemeen niet met de naam van flora pleegt te worden aangeduid, is het toch goed om in een overwegend agrarische provincie als Zeeland, daaraan tevoren enige aandacht te wijden. Immers op het gebied van voeding, kleding, verbruiksvoorwerpen, ge notmiddelen en geneesmiddelen nemen plan ten een voorname plaats in en Zeeland speelt in het voortbrengen van meerdere van die producten een niet onbeduidende rol. De fa milie der grassen levert ons voedsel in de vorm van tarwe, gerst, rogge, haver, voeder grassen in 't weiland en als hooi voor het vee, zij zijn werkzaam bij de duinvorming zoals biestarwegras, zandhaver en helm of helpen ons grondgebied vergroten als slibvangers, zo als spartinagras. Vlas, katoen en pijnhout le veren ons grondstoffen voor linnen, katoenen en kunstzijden weefsels; het melksap van He veabomen wordt als rubber verwerkt tot dui zenden nuttige gebruiksvoorwerpen; spece rijen, alcohol en tabak zijn plantaardige ge notmiddelen en ten leste zijn een lange reeks van geneesmiddelen van thijmstroop tot peni cilline van planten afkomstig. Al deze planten waren van oorsprong wild, sommige zijn dat nog, doch een groot deel is door selectie en hybridisering zodanig ver anderd, dat de oorspronkelijke vorm met meer te herkennen is. Uit de wilde Strandbiet, die 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 4