No. 6
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
wind, de andere op insecten en weer andere
op zichzelf zijn aangewezen.
Ook in Zeeland werd door de eeuwen heen
aan plantkunde gedaan. Reeds in het begin
der 17e eeuw stichtte Hondius een prachtige
kruidtuin op de „Moufeschans" te Terneuzen,
die wijd vermaard werd en schreef hij een
uitgebreid boek over zijn planten. Aan Zee
land valt ook de eer te beurt om de oprichter
en eerste voorzitter van de Nederlandsche
Botanische Vereeniging, R. B. van den Bosch,
als arts te Goes onder haar inwoners te heb
ben geteld en meerdere illustre namen van bo
tanici zouden aan deze lijst kunnen worden
toegevoegd. Voorzover mij bekend is het aan
tal personen, dat thans in Zeeland de botanie
beoefent, zeer klein. In de jaren, dat ik hier
woon, heb ik slechts enkelen ontmoet, hoewel
dit feit daaromtrent geen bewijs is, omdat
„plantjesmensen" nogal individualistisch zijn
en over het algemeen weinig aan de weg tim
meren. Gewone mensen vinden hen op zijn
zachtst uitgedrukt nog wel eens een tikkeltje
vreemd, zoiets van „gek, dat zo'n grote man
of vrouw daar naar bloemetjes loopt te zoe
ken!" en daarom bemoeien zij zich meestal al
leen met zichzelf en met hun planten. Riepen
niet enkele jaren voor de oorlog bij gelegen
heid van een excursie van floristen in Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen moeders hun kinderen
ijlings in huis als die vreemde lui hun woon
stee naderden? Ook het feit, dat je in Zeeland
geen botaniseertrommel in de winkel kunt ko
pen en velen niet weten, wat dat voor een
voorwerp is, wijst op het feit dat er weinig
belangstelling is. Toch is dat jammer, want
Zeeland heeft in zijn wilde plantengroei een
keur van „edel cruyt" en ook op het gebied
van zeldzaamheden maakt het geen slecht fi
guur. Wij zijn aan onze geschiedenis verplicht
om te blijven inventariseren, op te letten wat
verdwijnt en te noteren wat nieuw verschijnt.
Door de hoge graad van cultivering en het
practisch ontbreken van woeste gronden zijn
de groeiplaatsen beperkt tot kleine gebieden,
tot smalle stroken, tot een wegberm soms.
Daarvan kan gemakkelijk door natuurlijke
oorzaken iets te gronde gaan, doch ook door
uitbreiding van woongebieden, door inge
bruikneming als cultuurgrond, en soms door
onkunde wordt daarvan wel eens wat afge
knabbeld.
Daarom is ook in Zeeland natuurbescher
ming een gebiedende eis, opdat van het moois,
dat ons nog is gelaten, zoveel mogelijk voor
het nageslacht worde bewaard. Zolang nog op
de enigste mij bekende groeiplaats de „aen-
tjes en oentjes" (Corydalis solida Sw.) als
„vuulte" worden uitgewied, hoewel zij daar
absoluut geen schade doen en verleden jaar de
Fig. 2. Moeraswespenorchis.
(Epipactis palustris Crantz.)
Een prachtorchidee uit vochtige duinen.
Cadzander duinweitje.
enigste in Zeeland groeiende struik van de
Bosrank (Clematis Vitalba L.) bij het schoon
maken van een dijkhelling met de grond gelijk
werd afgeschoren, is er iets met die bescher
ming niet in orde. Beide gesignaleerde geval
len moeten aan onkunde worden geweten. Dat
een verordening gebiedt om gewone en melk-
distels van de geslachten Cirsium en Son-
chus af te maaien of uit te wieden, voordat
het zaad gelegenheid krijgt om overal heen te
stuiven en zodoende andere percelen met dit
onkruid te besmetten, is begrijpelijk. Dat daar
door tevens wordt getroffen de in ons land
alleen op Zuid-Beveland aan slechts één dijk-
129