Flora van Zeeland
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
dat, blomme, gij mij bidden doet, en wezen, zo ik wezen moet."
Gezelle.
Na de enigszins lange inleiding in het vorige
nummer wil ik thans de in Zeeland groeiende
planten wat nader bekijken, doch tevoren in
het kort even ingaan op de plaats van Zeeland
in de plantengeografie en vervolgens een en
ander over de plantensociologie vertellen.
Bij alle grondige studie behoort enige
systematiek, zo ook bij de botanische. Op de
wereldkaart zijn grote delen tot planten-
gecgrafische gebieden samengevoegd. In dit
systeem ligt Nederland in de Noord-Atlan
tische sector van zulk een gebied. Door Prof.
Ir. van Soest is Nederland zelf weer ingedeeld
in plantengeografische districten; dit zijn
streken van ons land, waarvan op grond van
verspreidingsgegevens gebleken is, dat daar
dezelfde planten groeien. Natuurlijk moeten
deze districten niet scherp van elkaar ge
scheiden worden gedacht; de grenzen zijn
daar gelegd, waar verspreidingszönes van
verschillende planten elkaar raken. In deze
„grensgebieden" komen dan planten voor, die
tot verschillende districten kunnen worden
gerekend. Volgens deze indeling behoort Zee
land voor het grootste deel tot het fluviatiele
district, d.i. het gebied waar de plantengroei
onder invloed van de grote rivieren staat, ook
al is daarvan niet altijd zo heel veel meer te
merken. Een kleiner gedeelte langs de kust
behoort tot het Duindistrict en een nog
kleiner gedeelte langs de grens, van Clinge tot
Eede, tot het Vlaams district. In elk dezer
districten komen planten voor, die voor dit
district kenmerkend zijn, doch daarom in
andere districten niet geheel afwezig behoeven
te zijn.
Onder plantensociologie wordt verstaan de
kennis van de groei der planten in gezelschap
pen, welke in soortensamenstelling een zekere
overeenstemming tonen, die wijst op onder
linge verwantschap. Zij worden tot orden en
verbonden samengevoegd en genoemd naar
een of meer planten, die kenmerkend voor het
gezelschap zijn. Het sociologisch onderzoek
geschiedt weer volgens een bepaalde methode,
waarbij een te onderzoeken gebied wordt in
gedeeld in evenwijdige vakken en telkens, b.v.
na enkele passen wordt voor de punt van de
schoen een monster van een kwart dm2 ge
nomen en worden de daarop voorkomende
planten geregistreerd. Op deze wijze wordt
van een bepaald gebied het plantendek opge
nomen en als het ware in kaart gebracht.
Het begin van plantengroei is de open
associatie van stranden en slikken met weinig
individuen, het eindstadium de gesloten ge
zelschappen met drie lagen of etages, n.l.
kruiden, struiken en bomen. Het grote voor
deel van de kennis der plantensociologie is
gelegen in het feit, dat de ervaren planten-
zoeker bij het betreden van een bepaald ter
rein aan grcndsamenstelling, waterstand, enz.
met vrij grote zekerheid kan bepalen, welke
planten hij daar zal kunnen aantreffen. Deze
zomer maakte ik op Terschelling kennis met
een hele rij van miniatuurplantjes van het z.g.
Dwergbiezenverbcnd, waarvan ik sommige
nooit eerder gezien had en waarvan velen
het bestaan niet vermoeden. De groeiplaats
leek mij overeen te komen met een terreintje,
dat ik in de duinen bij Oostkapelle wist en na
terugkeer op Walcheren heb ik er een paar
vrije uren aan gegeven om mijn terrein te
gaan verkennen. Inderdaad vond ik onder
meer bekende, zoals Armbloemige Weegbree,
Liggend Hertshooi en Liggende Vetmuur, ook
Dwergblcem, Dwergvlas, Geelhartje en Wijd-
bloeiende rus, die tot dat genoemde verbond
behoren. De Dwergbloem was in 1879 en 1880
in die buurt gevonden en later nooit meer
gemeld. Toch heeft zij vermoedelijk daar al
die jaren gegroeid. Onderaardse Klaver Tri-
14