ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Provinciale Staten, het was wel een zeer groot
en rijk Heer, een Grand Seigneur van stijl,
en Grootvader was timmerman en had
de klandizie van de Heer, dat was mooi, want
er was altijd wat te doen op de buitenplaats
en de Heer was rijk aan ideeën. Maar hij had
in geen tien jaar een rekening betaald en
Grootvader had zo zoetjes aan wel een beetje
erg veel moeten lenen bij de Notaris in
de stad en de rente was 5 om van
de bijkomende kosten maar niet te spreken.
Grootvader had het dientengevolge een beetje
benauwd en trachtte dit nu in allen eerbied
aan de Heer uiteen te zetten. Het onderhoud
duurde geen twee minuten. De volgende dag
was alles betaald. Maar Grootvader heeft
nimmer meer op de buitenplaats mogen
werken. Is het wonder, dat we niet alles
zeggen wat we denken, in tegenwoordigheid
van Heren?
Bij de ingang van de oprijlaan naar het huis
van een ander groot Heer stonden Moeder
Anna en Vader Jacob tenminste, dat zei
het dorp, maar het zal Joachim wel geweest
zijn ieder op een zuiltje. Op een dag vond
de Heer, dat ze van plaats moesten ruilen, en
vier arbeiders stonden er mee te tobben, maar
het was te zwaar. De pachtboer van de
buitenplaats wist er raad op, hij haalde zijn
arbeider, Coppoolse. Coppoolse was een bul
van een vent, hij had eens een stier, die geen
poot verzetten wou, bij de kop van zijn plaats
getrokken en het beest had er twee poten bij
gebroken. Coppoolse had niet de minste
moeite met het echtpaar, hij tilde de beelden
af en op, of het schoorsteenmantelpoppetjes
waren. Maar na afloop moest de pachtboer
bij de Heer komen: die arbeider moest weg.
En of de boer al protesteerde en jeremieerde,
dat het zo'n beste arbeider was en zo'n goeie
vent, het hielp allemaal niets, die man was
gevaarlijk en moest weg, hij kon dan nog wel
een week loon krijgen. Aldus geschiedde.
Alleen is, nadat Coppoolse persoonlijk bij de
Heer had gercnionstreerd, die week in drie
No.
maanden veranderd. Is het wonder, dat we
de Heren liever wat uit de weg gaan?
We meesmuilen ook wel eens, als de Heer
het niet ziet. Want waaróm had deze land
heer zulke griezels van de nabijheid ener zo
uitzonderlijke lichaamskracht? Hij was óók
zeer machtig in de Polder Walcheren en het
was nog niet lang geleden, dat er in de
situatie der Westkappelse dijkwerkers enige
veranderingen waren gekomen, waardoor dit
sobere volk een degelijker beveiliging werd
verzekerd tegen de gevaren der weelderigheid.
De kortzichtige Westkappelaars hadden hun
heil echter niet zo direct ingezien, ze hadden al
lang genoeg in d'r nest gelegen zeiden ze 7), ze
namen het niet en er waren ernstige moeilijk
heden gerezen. De Heer zou het dan zelf wel
eens gaan regelen. Maar toen hij ter plaatse
verscheen, hadden, naar de overlevering ver
haalt (de officiële historie van die tijd vertelt
zulke dingen niet), de furieuze Westkappe
laars hem bij zijn baard uit het rijtuig getrok
ken, hij was op aanverwante wijze naar het
Gemeentehuis getransporteerd, waar hij een
papier had moeten tekenen, dat het met die
nieuwigheden gedaan zou zijn. Natuurlijk was
dat een domme streek van de Westkappelaars
geweest en het hele geval werd op passende
wijze geliquideerd; eerst was er een detache
ment Limburgse lanciers gekomen, maar dat
was al gauw vervangen door de dragonders s),
7) Als er geen werk was aan de dijk, dus gebrek in
het dorp, dan placht men maar in de kooi te blijven;
dan had men minder last van de honger.
s) Uit die tijd dateert een zekere vreemdigheid in
sommige takken der Geerse's, het dragonderbloed bleef
niet altijd zonder uitwerking. En zo kon het sindsdien
bestaan, dat er soms plotseling een wilde, felle, zwarte
loot aan deze bleke, blode stam ontsproot; rakkers en
stropers en zwervers werden het meestal en ook zuipers
natuurlijk, want dit was toentertijd vrijwel de enige
uitweg voor wie met een zeker teveel aan vitaliteit,
initiatief, spirit, dynamiek in deze moerassige wereld
verscheen er zou een studie apart te schrijven zijn
over het Zeeuwse drinken, een trieste historie overigens
om dc jammerlijke verknoeiing van altijd weer de
6