ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
oogjes glommen van binnenpret bij de herinne
ring: „Ma 't kwam aoltied goed uut."
En dan verklaart hij hoe vroeger de rijder
na 3 maal achter elkaar als eerste de ring ge
stoken te hebben zijn prijs had verdiend en
voor een volgende 4 of 5 maal de ring moest
steken (z.g. opsteken) om weer voor een prijs
in aanmerking te komen. En daar dit bijna
niet te bereiken was, had zo'n rijder de gehele
lieve derde Pinkster vrij om met zijn krijt
strepen op de broek, die er door de baanop-
passer op gezet waren, bij elke „insteek" zich
te goed te doen, daar, waar de „suukerkomme"
gevuld met brandewijn met suiker en zoute
bolletjes, door elke nieuwe prijswinner royaal
werd aangeboden aan alle rijders.
En hij vertelt me trots van een spannende
strijd tijdens de landbouwtentoonstelling op
het Vliegveld bij Vlissingen, waar hij bij ver
lenging van de kamp nog in de baan was.
Toen hadden de organisators al beraadslaagd
om er mee op te houden „asof de perde er van
doodgienge". Maar de Koningin had de paar
den op de nek geklopt en de wedstrijd werd
uitgereden!
Dat was een glanspunt in zijn leven geweest,
zoals iedere ringstekerij voor de mededingers
op de bijeenkomsten als de „rolle" wordt ge
tekend, de inschrijving zogezegd plaats vindt,
en op de samenkomst daarna bij de helpers of
„schrievers" thuis, weken vóór en weken na
het evenement tot het ophalen van herinne
ringen aanleiding geeft.
Als de oude baas mij verzekert, dat hij
„aoltied mar van de lepel uut de suuker
komme geproove had" en altijd nog dwars
zittend op zijn paard kon thuis komen, dan
voegt hij er bij, dat het tegenwoordige ring-
rijden een sport geworden is, een wisselvallige
sport weliswaar, doch waarbij uitblinkers
er toch in slagen om wisselbekers in de wacht
te slepen. Op de „schouwe" zullen ze prijken
en ze zullen het resultaat zijn van concentratie
en kunde. Er zal vrolijkheid op de baan
heersen, de suukerkomme zal nog rondgaan,
maar drankmisbruik komt steeds minder voor.
Zo hebben de Walcherse boeren enige jaren
geleden op de Zeeuwse dag in het Vondelpark
te Amsterdam gereden en draafden zij door de
straten van Gent om met hun ringrijden de
Zeeuwse tentoonstelling, die daar vorig jaar
gehouden werd, mede te helpen opluisteren.
Maar geef mij maar de boer op zijn paard
in zijn eigen omgeving, op zijn eigen dorps
plein of in Middelburg, waar de „vrouwe en
de guus" in hun karakteristieke dracht mee
feest houden, waar burgemeester, dominé,
dokter en de meester, de Riemens, de Wiele-
makers, de Brassers, de Koddes, de Kooles, de
Lamperts, de Koppejans, de Kleinepiers en al
die mededingers met hun typische Walcherse
namen kennen en weten wie kans zal maken
op de beker.
Man- zowel als vrouwvolk, zal met ken
nersogen de versierde paarden, de vossen, de
Merries, de Maria's en de Berta's met hun ge-
breistaarte staarten, keuren en critisch kijken
hoe de zijden linten of de raffia papierstroken
door manen en staarten zijn gevlochten.
En laat mij dan op een Pinkster drie langs
het duinpad, als de zon vrolijk op Walcherens
duinen, dreven en velden schijnt, langs een
omweg het intieme dorpsplein van Koude-
kerke komen oprijden, waar de baan tussen
lommerrijke bomen was afgezet, waarachter
de klok van het zadelkerkje zijn half uren
en uren sloeg en waar vóór de smederij van
Contant de paarden onder het travalje be
slagen werden.
En laat mij maar kijken naar de kleine
woninkjes, die het plein omcirkelen, naar het
Kijkje op het Molenwater,
dat tijdens het voederen der paarden een pleisterplaats
van boeren-op-trek gelijkt.