De klokken van Noord-Zeeland
No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
venster van de bakker, waar soms brood ligt,
waarvan een boterham 4 stadsboterham-
metjes uitlacht, naar de dorpsherberg, waar de
gasten uit de wijd openstaande deuren puilen.
Laat mij rondblikken in het stoffcnwin-
keltje, waar ze nog originele boerenstoffen
verkopen, schortegoed met zijn heldere strepen,
linnen mutsen met kant, beukegoed en alles,
dat met de gouden versiersels, struise boeren
vrouwen en -meisjes zal kleden, zó fleurig, zó
helder, zó stijlvol, zó deftig en voornaam, dat
het een gave wordt dit tafereel van vrouwen
met hun fraaie helderwitte mutsen, hun
gouden spelden, hun gouden kurketrekkers en
vlinders, hun snoeren bloedkoralen met gouden
sloten, die hun fiere halzen versieren, hun
kunstig uitgesneden zwarte jakken, die ruggen
en armen gedeeltelijk bloot laat, hun kleur
rijke beuken, met hun vrije blikken, te mogen
aanschouwen.
En dan moet ik meesmuilend glimlachen om
mijnheer Fath, de Parijse modeontwerper, die
„haute coutures" ontwerpt, waar de bladen
van vol staan, doch die niet vermogen, door
d'eeuwen heen glans en luister om zich te
spreiden, die aan een volksspel zoals het ring
steken, die entourage verschaft, die het geheel
tot een schouwspel maakt, dat van een unieke
aantrekkelijkheid is.
Stapt U op de laatste Donderdag in Augus
tus te Middelburg het Molenwater eens rond.
Ziet de rijders met zijden linten omhangen,
soms met een gewonnen „Keellint", dat vaak
met gouden slot aan de strooien hoeden hing,
waarmede de vrouwen op het veld werkten,
vaak met hun glanzende grote zilveren broek
stukken aan, steken naar de ring, ziet de toe
schouwers, het oude moedertje en de krachtige
oude baas met zijn ferme kop, geniet van
de ringrijders, die aan het „schoven" zijn en
op, om en in de „verewaege" een tafereel
tonen, dat het boerenleven typeert en over-
schouwt U het Molenwater waar de paarden
worden gevoederd en wellicht gaat U huis
waarts een goede herinnering rijker.
In Zeeuws dialect schildert de heer F. P.
Polderdijk van Nieuw- en St. Joosland „De
Rienkrieers":
„Op zie noe, op zie toch, zo gauw as je kan,
Zeg zie je z'n klepper wè sprienge?
Ie mik mie z'n lans en de rienk zit 'r an
Oort 'n van plezier noe is zienge.
A twee keren eit 'n zo lekker cmikt,
A twee keer de rienk uut de koker eprikt.
Strak ziengt 'n awee
En dan zienge z'aol mee
Aist, aist, aist op steek
Da zieng 'k 'n ele week."
Geraadpleegd:
D. J. van der Ven, Kindervreugde en Volksvermaak;
F. J. Polderdijk, Ringrijden te Nieuw- en St. Joosland
in Catalogus Tentoonstelling Middelburg 1913.
door Dr J. J. Westendorp Boerma
April 1943! Daar stonden ze dan, de 108
klokken, groot en klein, die door de aannemer
Meulenberg uit Heerlen voor de Duitsers uit
de torens van Schouwen-Duiveland, Tolen
en St Philipsland waren neergehaald, alle
bijeen op de grond in een schemerige houtloods
buiten de Zuidhavenpoort te Zieriksee.
Schrijver dezes bezag deze ongewone
collectie met gemengde gevoelens. Hij had op
dracht van de Inspectie Kunstbescherming de
bijzonderheden van al deze klokken te be
schrijven, zo nodig foto's te nemen en gips
afgietsels te maken, om althans de herinne
ring te bewaren aan de klokken, die eeuwen
33