No. 2
gingen van de stadhuispui van Tolen; peter is
myn naem, ghemaect in jaer MCCCCLVlll.
De woorden zijn gescheiden door een lelie
motief, dat in de gieterijen van de families
Waghevens (15e16e eeuw) en Van den
Ghein (16e17e eeuw) te Mechelen gebruikt
werd.
In ouderdom volgt daarop een klok uit
Bruinisse (610 kg) met een eenvoudig ver
sierde kroon; Johannes Florkin de Leodio me
fecit, Martinus vocor que facta fui anno
domini MCCCCLXI (Johannes Florkin van
Leuven heeft mij gemaakt, ik heet Martinus en
ben gemaakt in het jaar onzes Heren 1461).
Het jaartal bevreemdt. Immers is de bedijking
van de polder Bruinisse in 1468 gegund en
kan de kerk, die gewijd werd aan Jacobus de
Mindere, pas daarna zijn opgetrokken. De
klok Martinus moet dus oorspronkelijk voor
een andere kerk bestemd zijn geweest. Zou de
bijnaam der Bruinissenaren („klokkedieven")
dan toch met een historisch feit verband
houden?
Uit een der torentjes van de Kleine of
Gasthuiskerk te Zieriksee kwam een klok van
257 kg: Peter es mynen name, Heynrick
Waghevens heeft my ghemaect ynt yaer
MCCCCLXII. Tot dezelfde kerk heeft
vroeger Jan (1464) behoord, nu in het ge
meentemuseum. Er moeten ook nog een
Jhesus (1464) en een Maria (1480) geweest
zijn. Samen vormden ze een soort klokken
spel 2).
De klokkengieters werden blijkbaar steeds
meer mans. De torenklokken van St Maar
tensdijk wegen resp. 709 en 509 kg. De eerste
draagt het versje;
Martyn es minen naem.
Myn geluyt sye Goede heqaem.
Alsoe verre alsmen myn horen sal,
Wilt God bewaren boven all.
Int jaer MCCCCLXXVll.
Op de tweede staat hetzelfde met de naam
Maria. Op beide zijn de woorden gescheiden
door roosjes en lelies, hetgeen weer wijst op
de werkplaats van Waghevens.
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Hierbij sluit zich aan de kloeke kerkklok
van Scherpenisse (1053 kg), die Benedicta
de gezegende) heet en hetzelfde rijmpje ver
toont. Maar hier komt de gieter voor de dag:
Symoen Waghevens maecte my doen men
screef MCCCCLXXXIIII. Benedicta is ver
sierd met een vliegende draak.
Naar de stijl te oordelen een tijdgenoot is
de klok Salvater Heiland) van Noord-
welle (417 kg) met alweer dezelfde versregels.
Deze is rijker versierd dan een der vorige.
Behalve een snoekachtige vis ziet men ver
schillende reliefs, die helaas niet duidelijk zijn.
Ik meende te onderscheiden een staande figuur
met in de linkerarm een kromstaf en in de
rechterhand een jachthoorn, een andere heilige
met een torenspits (Barbara?), Christus met
een lam over de schouders en een wapen met
een roos.
Dan volgt het reeds genoemde machtige ge
vaarte uit Ouwerkerk:
Salvator es my den maen 3) ghegeven
Als men M vant bescreven
En CCCCC jaer naer ons Heeren doot
Twas Peter Waghevens die my te
Mechelen goot.
Op de rok ontwaren we een heilige met
onduidelijke attributen (Christus als goede
herder?) en 3 medaillons, afbeeldende het
wapen van Mechelen, gehouden door 2 grif
fioenen; Godvader met de wereldbol in de
linkerhand en de schepter in de rechterarm;
een groot wapen, gevierendeeld. Boven en
beneden een rand van gevlochten twijgen.
Zelfs de oren, waaraan de klok wordt opge
hangen, zijn versierd.
Het stadhuis te Brouwershaven bezat een
klok van 475 kg, die helaas niet is terugge
keerd: Mattues4) ben ic ghegoten int jaer
ons Heeren MCCCCCX, die mi heft doen
maken moet in hemrike gheraken. De woor-
2) J. de Kanter, Chronijk van Zierikzee, 2c druk
1795, blz. 11 12.
3) „Drukfout" voor: naem.
4) Bedoeld is natuurlijk: Mattheus.
35