De mosselvisserij in Zeeland i No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Te Haamstede staat te lezen: 1943 door 's vijands hand verloren 1930 door God's kracht herboren Hernieuw ik mijn werk Voor dorp en voor kerk. Hieruit blijkt meteen, dat niet alle klokken zijn teruggekeerd. Behalve een twaalftal minder belangrijke nieuwere klokken gingen verloren het Toolse luidklokje (1458), Mat- theus (1510) te Brouwershaven, twee van Michiel Burgerhuys (Zieriksee 1622, Brou wershaven 1641), een van Johannes Burger huys (St Philipsland 1668), een van M. van Weyde (Bruinisse 1693), een van Pieter Ver maten (Noordgouwe 1701), twee van N. Greve (Tolen 1726 en Oud Vosmeer 1727) en twee van Petit (Tolen 1761). Dat verreweg de meeste behouden bleven, is mede te danken aan het feit, dat een schip met veel Zeeuwse klokken aan boord op weg naar het Oosten bij Urk gezonken is. Eerst liep een gerucht, dat de schipper dit ongeval opzettelijk had veroorzaakt, doch later heette het, dat de illegalen er de hand in hadden ge had. Hoe het zij, na de oorlog is de schuit ge licht en zijn de klokken weer op het droge ge bracht. Daaronder bevond zich ook het nieuwe stadhuiscarillon van Zieriksee, 23 klokken, gegoten door Taylor te Loughboro. Helaas vonden de klokken van Ouwerkerk en Nieu- werkerk hun torens niet terug, aangezien deze door de Duitsers in het begin van 1945 zijn opgeblazen. Zij zullen nog wel een tijdje moeten wachten, tot zij weer op de hun passende hoogte hangen. Overigens zijn de meeste op hun plaats terug en zijn reeds enkele verloren klokken door nieuwe vervangen. Wij hopen, dat zij niet nog eens in hun rust zullen worden verstoord en dat zij alle tot in lengte van dagen mogen blijven klinken over onze eilanden! door J. H. Roelvink Geschiedenis van de mosselvisserij. De mossel behoort, evenals de oester, tot de orde van de schelpdieren, welke zich, in ondiep water levend, zonder hulpmiddelen gemakkelijk laat bemachtigen. Zeer waar schijnlijk hebben reeds de oudste kustbewoners van West-Europa de mossel als een middel tot voorziening in de meest primaire levensbe hoeften gewaardeerd. De visserij was vanaf de vroegste tijden een bezigheid, die de oeverbewoners vrij mochten uitoefenen; het verpachten van visgronden werd pas in de tweede helft van de vorige eeuw ingevoerd. Vóór die tijd werd de mossel visserij uitgevoerd op vrije banken. Deze situatie leidde echter op de duur tot volkomen ongeregelde toestanden, welke hun schadelijke invloeden vooral deden gelden bij een toe neming van het aantal vissers, die als het ware onder een volkomen laissez-faire-systeem te werk gingen, terwijl juist in de natuur een dergelijk stelsel zeer verwerpelijk is. Bij K.B. van 27 Juli 1820 werd bepaald, dat de visserij op de Schelde en de Zeeuwse stromen onder het beheer van de administratie van de Domeinen zou worden gebracht en het bevissen van deze wateren aan de oeverbe woners en ingezetenen der omliggende provin cies zou worden overgelaten. In 1825 werd bij K.B. van 26 Augustus de uitoefening van dit beheer opgedragen aan een „Kolegie" dat onder de titel van „Bestuur der Visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche stro men" in Tholen zitting zou houden en bestond uit 12 leden met een secretaris-penningmeester en een opzichter der visserijen. 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 19