ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
Tevens werd in dit jaar een reglement vast
gesteld, waarin opgenomen diverse bepalingen
omtrent de minimum-grootte der te vangen
vissen, maanden gedurende welke gevist mocht
worden en voorts onder andere ook de be
paling, dat mosselen uitsluitend met de slagrijf
(dus niet mechanisch met behulp van een kor)
gevist mochten worden.
Mossels, jonger dan drie jaren, mochten
niet gevangen worden. Mossel- en oester-
banken mochten niet worden bevist, voordat
deze door het Bestuur waren opengesteld, ter
wijl elke visser jaarlijks een consent moest
afhalen. Zij, die in het bezit van een vaartuig
waren, kregen dit consent (met verplicht
nummer voor het schip) voor 3,per jaar;
zij, die geen schip hadden, werden voor 1,
per jaar in het bezit van een consent gesteld.
In 1827 zien we, voor zover we kunnen
nagaan, voor het eerst de vermelding van
kunstmatige mosselbanken in de Wester-
Schelde, die aan de publieke vrije) visserij
werden onttrokken en waarop de mosselvangst
bij bijzondere concessie werd afgestaan. Ook
werd nu bepaald dat het mechanisch vissen van
mosselen werd toegestaan.
De grondgedachte van dit eerste reglement
is in de volgende reglementen steeds opge
nomen en is ook nu nog van kracht, hetgeen
tot uitdrukking komt in de Visserijwet. Dit
pleit voor het goede inzicht en de vooruit
ziende blik van de samenstellers van het eerste
reglement.
De 12 leden, die het Bestuur vormden,
waren voornamelijk notabelen uit de Zeeuwse
vissersdorpen en geen belanghebbenden maar
belangstellendenhetgeen de onpartijdigheid bij
beslissingen uiteraard ten goede kwam. Vóór
de Belgische opstand hadden ook enkele leden
uit Antwerpen en West Vlaanderen zitting
in het Bestuur.
In de notulen van de eerste jaren van het
Bestuur van de visserijen vinden we voor
namelijk als onderwerpen: het openen en
sluiten van mossel- en oesterbanken, het ver
plaatsen en aanleggen van nieuwe banken, het
uitgeven van nieuwe banken en het verloten
daarvan en de door de vissers te betalen
retributies voor de door hen gelote percelen.
Na 1830 werden er voor de vissers van de
noordelijke provincies nieuwe consenten inge
steld ter onderscheiding van de oude, die ook
aan de opstandige Zuidelijken waren uitge
geven en die voorzover mogelijk werden in
getrokken.
In 1839 volgt dan het tractaat met België
met de voor dc visserij voornaamste bepaling,
dat de percelen op de Wester-Schelde aan de
vrije visserij overgelaten zouden worden.
Het oorspronkelijke reglement bleef vijftig
jaar practisch ongewijzigd van kracht. In 1875
kwam er een nieuw K.B., waarbij de Minister
van Financiën werd belast met het beheer der
tot het domein van de Staat behorende
visserijen op de Schelde en Zeeuwse stromen,
welk beheer werd overgedragen aan het Be
stuur der visserijen op de Schelde en Zeeuwse
stromen. In 1897 werd de taak van het Bestuur
als volgt omschreven:
ie. het handhaven van de ten opzichte van de
visserijen geldende wetten en verorde
ningen en de zorg voor de veiligheid van
hare belangen;
2e. het beheer van de tot het Domein van
de Staat behorende visserijen in die
wateren, en
3 e. het bevorderen van de belangen der
visserij in die wateren, ook door het op
sporen, bekendmaken en helpen invoeren
van elders tot stand gebrachte ver
beteringen.1)
Nadat in 1900 nog een nieuw reglement bij
K.B. werd vastgesteld op het bevissen, werd
in 1911 de Visserijwet ingevoerd, waarvan
het gevolg was dat de taken ad 1 en 3 onder
het Departement van Landbouw, Nijverheid
en Handel (thans Ministerie van Landbouw,
Visserij en Voedselvoorziening) kwamen te
3) Rede uitgesproken door Mr A. J. F. Fokker op
26-II-1926 ter gelegenheid van het ioo-jarig bestaan
van het Bestuur der visserijen op de Zeeuwse stromen
t.a.p. 12.
42