ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 Bruinisse het initiatief om aan de prijsafbraak een halt toe te roepen. Hiertoe werd opgericht de „Bond van mosselkwekers in Zeeland" met als doelstelling „het bevorderen en behartigen van de belangen der Zeeuwse mosselkwekers en mosselvisserij en alles, wat daarmede maar enigszins verband houdt". Dit doel trachtte men te verwezenlijken o.a. door de volgende bepalingen: a. het zoveel mogelijk door de leden op beurte leveren van consumptiemosselen; b. het vaststellen van minimumprijzen voor de verkoop van mosselen; c. het ten behoeve en voor rekening van de individuele leden kopen, verkopen, in consignatie zenden en exporteren van mosselen; d. het verkrijgen van billijke verpachtings- en betalingsvoorwaarden.2) Uit de bepalingen blijkt, dat het stelsel een zijdig is gericht op de belangen van de pro ducenten van mosselen, terwijl de belangen van de afnemers buiten beschouwing bleven. Wanneer we verder in de statuten zien, dat in- en uittreding der leden vrijgelaten werd en weten dat de Antwerpse importeurs de ont duiking van de minimum prijsregeling sterk in de hand werkten is het niet te verwonderen, dat de Bond een kort leven beschoren was. Doch ondanks de gebreken, die aan het stelsel kleefden kunnen we waardering hebben voor deze poging om uit de vernietigende concur rentiestrijd te geraken, waarin het mosselbe- drijf in deze jaren was geraakt als gevolg van de overproductie en de dientengevolge zeer lage prijzen. De moeilijkheid bij de productie en afzet van mosselen is in het algemeen de gemakkelijke overproductie bij een relatief geringe toeneming van de vraag. Zo onder kennen we hier een sterke werking van wat we in plaats van de varkenscyclus evenzeer de „mosselcyclus" zouden kunnen noemen. Echter is er een verschil n.l. de totale productie kan ook door toevallige oorzaken zeer hoog liggen, omdat talrijke onbeheerste factoren een rol spelen bij de groei van de mosselen. De prijsdaling, die vooral na de crisis in het begin van de jaren dertig werd voortgezet, kwam vrijwel geheel op de schouders van de mosst\kwekers, aangezien de handelaren hun toevlucht zochten in verlaging van de ver voerskosten van de door hen geëxporteerde mosselen. Het vervoer, dat voorheen vooral per schip of spoor verzorgd werd, geschiedde nu meer en meer per vrachtauto. Ook vele kwekers gingen zich nu toeleggen op de mosselhandel. In 1934 greep de Overheid in door middel van het crisismosselbesluit 1934, waarbij de uitoefening van het bedrijf, de handel en export slechts toegestaan werden aan georgani- seerden bij de Nederlandse Visserij-Centrale, die als gevolg van de ingetreden depressie was opgericht met het doel om de productie zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de afzetmogelijkheden. Weer werd een mini mumprijsregeling ingevoerd en weer werd de eerste eis van een dergelijk stelsel, n.l. de waterdichtheid verwaarloosd. De fout was nu, dat men wel voor het buitenland een mini mumprijs had vastgesteld, doch men ver zuimde dit te doen voor het binnenland. Door stelselmatige aankoop van mosselen te Yerseke door Belgische importeurs faalde de regeling volkomen. De oplossing om uit de impasse te geraken kwam ditmaal weer uit het bedrijf, waar men de oorzaken van de moordende concurrentie en uitbuiting door de afnemers begon te be speuren. De kwekers, die begrepen dat hun eigen belangen op het spel stonden, namen het initiatief om te komen tot een centrale instantie, die alle orders ontvangt en verdeelt. Zo ontstond het Centraal Verkoopkantoor, dat bij K.B. in 1935 werd opgericht. Het res sorteert onder het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en is gevestigd te Bergen op Zoom. De oorspronkelijke taak van het Verkoop- -) Statuten van de Bond van Mosselkwekers in Zeeland. 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 22