No. 2
ZEEUWSTIJDSCHRIFT
kantoor was beperkt tot bemiddeling en ver
deling van de binnengekomen orders over de
kwekers, maar toen dit nog onvoldoende bleek
om de productie en de opnamecapaciteit van
de markt met elkaar in evenwicht te brengen,
werd in 1936 het Verkoopkantoor belast met
de aankoop van mosselen van de kwekers en
de verkoop ervan aan de handelaren en expor
teurs. Hiermede werd bereikt:
ie. een scheiding tussen productie en handel,
die voor beide categorieën een grote
waarde zou blijken te bezitten;
2e. het zich toeleggen op kwaliteitsproductie:
vóór de aankoop door het Centraal Ver
koopkantoor worden de mosselen aan
keuringseisen onderworpen;
3e. een belangrijke prijsverhoging; de prijs,
die in de allerslechtste jaren daalde tot
0,60 per 100 kg werd nu gesteld op
1,50 per 100 kg.
Verder is hiermede voor de kweker het
prijsrisico uitgeschakeld, zodat voor hem een
zekere mate van bedrijfszekerheid is tot stand
gekomen. De betere gang van zaken in het
mosselbedrijf leidde er toe, dat de productie
weer toenam, waardoor deze te groot dreigde
te worden voor een rendabele afzet. De afzet-
moeilijkheden dreigden dus te verschuiven van
de schouders van de mosselkwekers op die van
het Centraal Verkoopkantoor. Daarna werden
maatregelen genomen om de productie te be
perken en in 1938 werd voor elk bedrijf een
standaardcapaciteitscijfer ingevoerd, terwijl
men verwachtte, dat de kwekers vrijwillig
verdere uitbreiding zouden nalaten. De
vaststelling van de standaardcapaciteitscijfers
was zeer moeilijk. Eerst liet men de kwekers
individueel een schatting van hun pro
ductie maken, welke echter prompt te hoog
uitkwam, daarna heeft men via „trial and
error" de volgende methode bruikbaar be
vonden om een beeld van de productie per
kweker en van de totale productie te ver
krijgen. Op elk mosselvaartuig ging een aantal
deskundigen mee, die de vangst „per haal"
vaststelden. Het op deze manier gevonden en
naderhand nog gecorrigeerde capaciteitscijfer
geeft de vermoedelijke productie-grootte aan.
Bij levering aan het Centraal Verkoopkan
toor (die verplicht is gesteld), ondervindt de
kweker en daarmee de productie, twee rem
men: a. kwaliteitseisen, b. standaardcapaci
teitscijfers.
Elke kweker mag een bepaald van zijn
standaardcapaciteit leveren waarbij elke
kweker ponds ponds gewijze meedoet.
De voordelen ten opzichte van de vroegere
mistoestanden springen duidelijk in het oog:
a. de kweker is zeker van de te maken prijs;
b. zijn afzetmogelijkheid is verzekerd;
c. het buitenland wordt beter bediend;
d. elke kweker doet ponds-ponds-gewijze mee
en geen enkele uitsluiting heeft plaats.
Ad a: De jaarlijkse prijsvaststelling door het
Centraal Verkoopkantoor is een moeilijke be
slissing, waarbij tal van factoren een rol
spelen. Hoewel de Zeeuwse mossel in feite een
monopolieproduct is voor België en Frankrijk,
kan de prijs niet te hoog worden gefixeerd,
omdat het anders lonend wordt „wilde
mosselen" op de markt te brengen. Ook een te
lage prijs is ongewenst, aangezien de mossel
een product is, dat uitgevent wordt en dus in
opbrengst moet kunnen concurreren met
andere ventproducten, zoals haring, fruit en
bloemen. Er moet n.l. voor de uitventers een
minstens even grote winstmarge te bereiken
zijn als met de andere genoemde artikelen. Als
de prijs eenmaal is vastgesteld dienen wijzi
gingen hierin gedurende het seizoen zoveel
mogelijk vermeden te worden.
Ad b: Bij het Centrale Verkoopkantoor
komen alle orders binnen en heeft men hier
over dus een overzicht. De individuele kweker
stond vroeger machteloos tegenover de chi
canes \an zijn afnemer en kon nooit de waarde
van zijn zo aan bederf onderhevige product
bepalen en evenmin de markt overzien.
Ad c: De kwaliteitseisen, die berusten op
schelpgrootte, vleesgewicht en tarrapercentage,
vormen voor het buitenland de garantie voor
goede kwaliteit.
45