ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
Ad d: Kwekers, die zich gedurende de
depressiejaren ook op de handel waren gaan
toeleggen, trokken zich geleidelijk uit de
handel terug om zich weer uitsluitend met de
productie te gaan bemoeien; een bewijs dus
voor het succes van de genomen maatregelen.
In 1943 werd het Centraal Verkoopkantoor
opgenomen in de organisatie-Woltersom onder
de naam: Centraal Aan- en Verkoopkantoor
van mosselen. De Duitsers eisten 50 van
de productie op, doch hieraan heeft men zich
in belangrijke mate kunnen onttrekken.
Na de oorlog verkocht het Centraal Aan-
en Verkoopkantoor de mossels aanvankelijk
zelfstandig aan de Centrale inkooporganisatie,
die in België was ontstaan als gevolg van de
schaarste aan mosselen. Het voordeel hiervan
was, dat nu ook voor de handel het prijsrisico
was uitgeschakeld.
Sinds 1947 heeft het Centraal Kantoor
echter zijn oude functie herkregen. Het kan
toor verkoopt dus weer als voorheen aan de
in Nederland gevestigde mosselhandel en aan
de Nederlandse mosselconservenbedrijven.
Resumerende kunnen we dus opmerken, dat
de oprichting van het Centraal Verkoop
kantoor van mosselen een sanerende invloed
heeft uitgeoefend op het mosselkwekersbedrijf
en -handel, hoewel natuurlijk klachten niet
achterwege zijn gebleven.
De kosten, die het kantoor voor zijn be
middeling in rekening brengt, komen geheel
ten laste van de kwekers; dit ligt voor de
hand, omdat het kantoor sterk in het voordeel
van de kwekers werkt. Bovendien namen de
kwekers zelf het initiatief tot oprichting ervan.
Omtrent de hoogte van de in rekening ge
brachte marge's wordt een angstvallig stil
zwijgen gehuldigd.
Productie en handel.
Alvorens over te gaan tot een bespreking
van de productie van mosselen dienen we de
vestigingsvoorwaarden en -factoren van de
mosselcultuur nader te bezien. Het woordje
„cultuur" gebruiken we hier in de zin van
weldoordachte en bewuste beheersing van de
natuur. De belangrijkste vestigingsvoorwaar
den voor een dergelijke cultuur zijn:
a. de nabijheid van het afzetgebied; de
mosselprijs wordt n.l. in belangrijke mate
beïnvloed door de transportkosten;
b. de natuurlijke productie van mosselen moet
te gering in omvang zijn om aan de be
hoefte te voldoen.3)
Aan beide voorwaarden wordt in Zeeland
voldaan. De industrie- en bevolkingscentra
van België en Noord-Frankrijk vormen een
achterland van zeer grote betekenis, terwijl de
productie van wilde mosselen van weinig
belang is.
De mosselcultuur is verder uiteraard af
hankelijk van natuurlijke vestigingsfactoren.
De belangrijkste plaatsen van waaruit de
mosselcultuur wordt bedreven zijn Yerseke,
Bruinisse en Tholen, terwijl vóór de ver
zanding en inpoldering van de Braakman,
Philippine een belangrijk centrum van mossel-
cultuur- en -handel was. Van minder belang
zijn de plaatsen Terneuzen, Breskens, Vlis-
singen, Zierikzee en Veere.
Het mosselkwekersbedrijf is weinig arbeids
intensief en evenmin sterk kapitaalintensief,
vooral in vergelijking met de oestercultuur.
Wanneer de kweker eenmaal de percelen ge
pacht heeft, heeft hij nog slechts een vaartuig
nodig. In 1946 is de verpachting van percelen
opnieuw geregeld. De pachtprijzen werden ge
fixeerd op een redelijk niveau, zodat ook bij
een matig jaar de pachtsom kan worden be
taald. Het Pachtbesluit, dat we kennen uit de
agrarische sector, was bij deze vaststelling niet
de maatstaf.
Het mosselkwekersbedrijf wordt over
wegend in familiebedrijf uitgeoefend, zodat
loondienst weinig voorkomt. Dit brengt met
zich mee, dat het moeilijk is kapitaal aan te
trekken van buiten de familie. De aard van de
3) B. Havinga, Austern- und Musschelkultuur. Hand-
buch der Seefischerei Nord-Europa, Band VII-1932,
t.a.v. 53.
46