No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT nemen en het antwoord op de vraag geven door te kijken naar de rode lijn, welke „vol doende" van „onvoldoende" scheidt. Er zijn nog andere factoren, welke hun invloed doen gelden een invloed, welke in het ene geval wél en in het andere juist niet tot vorming van een groter geheel zullen doen besluiten. Men denke aan historie en ligging van de be trokken gemeente. Is daarom ieder inwoner-tal en iedere mate en wijze van taakverzorging aanvaardbaar? Het schijnt mij toe, dat men met betrekking tot deze aspecten een tweetal stellingen kan formuleren 1. het inwoner-tal dient m.i. zodanig te zijn, dat een eigen burgemeester, een eigen secretaris en eigen ambtenaren met een passend salaris in de gemeente mogelijk is; 2. de verzorging van de gemeentelijke taak moet niet te zeer resulteren in de plaatsing op de begroting van cijfers, het „bedrag per inwoner", als bijdrage in de kosten van de gemeenschappelijke regelingen; het cri terium dient hier, naar mijn persoonlijke mening, te zijn, dat het zwaartepunt bij de eigen verzorging behoort te liggen. Zo bezien, zijn er ook in deze provincie duidelijk aanwijsbare gevallen, ten aanzien waarvan een herziening der gemeentelijke grenzen ernstige overweging verdient. Het behoud van de huidige toestand kan in vele dier gevallen slechts met gevoels-argumenten (de „eigen" raad, „eigen" Burgemeester en Wethouders, vrees voor het teloorgaan van het eigen dorpsleven maar dit laatste kan blijven bestaan) verdedigd worden. Uiteraard behoort in feite een beantwoor ding van de vraag, of opheffing van een ge meente in zich geoorloofd is, vooraf te gaan. De theorieën, welke eertijds elke vernietiging van eigen leven veroordeelden, vinden thans vrijwel geen aanhang meer. Wat hier ook van zij, voor zover het bestaan der gemeente op de positieve wet berust, is de opheffing zeker mogelijk. Dit is ook reeds sinds jaren de op vatting der Regering. Dit brengt mede, dat het voor het Gedeputeerd College zelfs plicht kan zijn om ter zake voorstellen aan de lands regering te doen. Maar al te vaak is men geneigd om een reorganisatie van de gemeentelijke indeling met het begrip „annexatie" te verbinden. Toch is dit in zijn algemeenheid onjuist. Immers, annexatie is het uitbreiden van een gemeente met, geheel of ten dele, het gebied ener andere gemeente; de eerstbedoelde ge meente blijft, vergroot, bestaan, de tweede met of althans verminkt. In een dergelijk geval moeten wel zeer uitzonderlijke argumenten tot de beslissing nopen. Bij samenvoeging van gemeenten ligt de zaak anders. Samenvoeging is namelijk het doen opgaan van twee of meer gemeenten in een groter verband onder het scheppen van de voorwaarden tot de vorming en groei van een nieuw harmonisch geheel. In beide gevallen, zowel bij annexatie als bij samenvoeging, moet de noodzakelijkheid van de beslissing vaststaan, althans op goede gronden te verdedigen zijn. Hoever strekt de taak van de gemeente zich heden ten dage niet uit? Zij heeft te zorgen voor recreatie-gelegenheid, zij dient de moge lijkheden van industrialisatie en ontginning te onderzoeken en gebieden te ontsluiten en nog meer dergelijke taken te doen uitvoeren, te stimuleren, of zelf ter hand te nemen. Bij slechts min of meer oppervlakkige beschou wing valt het niet in het oog, waartoe de kleine gemeente niet in staat is. Dit betekent geenszins, dat naar mijn mening de kleine gemeente slechter dan haar grotere zuster wordt bestuurd. Doch het argu ment, dat zij goedkoper werkt dan de grotere gemeente en dit argument wordt nog al eens in het geding gebracht is veelal te ontzenuwen door een vergelijking tussen beider verzorgingspeil te trekken. Tegen samenvoeging van gemeenten voert men wel als argument aan, dat het leven in de bestaande, huidige gemeente zal worden aan- 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 5