No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT De Rijkslandbouwwinterschool te Veendam fungeerde als proefschool en als we zien wat de meisjes onderwezen werd, dan domineerden de land- en tuinbouwkundige vakken sterk. In 1913 opende de opleidingsschool „De Rollecate" te Dedemsvaart haar deuren en in 1915 werd de eerste lichting leraressen afge leverd. Wat had men echter in deze eerste proef jaren in Zeeland gedaan? Op initiatief van de toenmalige voorzitter der Z.L.M. (1910) de heer G. Vorsterman van Oyen zouden 2 meisjes in de gelegen heid worden gesteld in België, waar men reeds verder gevorderd was met dit onderwijs, te gaan studeren teneinde later in onze provincie cursussen te gaan geven. Eén Zeeuwse onderwijzeres meldde zich hiervoor aan, Mejuffrouw van Prooyen, die in 1911 in Zeeuwsch-Vlaanderen cursussen begon te geven. Dat haar lessen veertig jaren later nog goede vruchten afwierpen, bleek bij de opening van de herbouwde landbouwhuis- houdschool te Schoondijke, waar een oud cursiste van Mevrouw van Dijke-van Prooyen naar voren kwam en spontaan vertelde hoe in een Japans gevangenkamp deze lessen haar nog geholpen hadden. Op Zuid-Beveland spoorde tezelfder tijd de toenmalige Rijksland- bouwconsulent, Ir Kakebeeke, tot cursussen aan, wat met veel animo geschiedde te Wol- faartsdijk en Rilland-Bath. Behalve de land bouwkundige vakken werden ook het in maken en koken onderwezen en de belang stelling steeg. Het landbouwkundig onderwijs werd meestal verzorgd door een onderwijzer met land- of tuinbouwacte en liefhebberij in bloemen- en groententeelt. Zij gaven een speciaal plattelandskarakter aan deze cursus, iets wat zeer gewaardeerd werd in die dagen. Het moet een aardig gezicht geweest zijn, de wit-gemutste jonge boerinnen in de eigen lijk te kleine lagere schoolbanken met weinig ruimte om zich te wenden of te keren, maar met warme belangstelling voor de lerares, die hen instrueerde over de inmaak en de voe dingsleer. Het was iets nieuws, iets fris wat de rustige levens van de boerendochters kwam binnenvallen, het was een klein zaadje wat zich na jaren zou ontwikkelen tot een flinke bloeiende plant. Er studeerden meer leraressen af, het aantal cursussen nam toe; speciale ambulante inven tarissen werden getimmerd en samengesteld; zware grote diepe kasten met keukenmate riaal, petroleumstellen, kloosterkachels, reis den van Schouwen naar Tholen, van Zuid- Beveland naar Zeeuwsch-Vlaanderen. Tegen woordig komt men per bromfiets in die dagen stapten de meisjes bij slecht weer in een „gerijtje" of anders gingen ze te voet naar de cursus! Er kwam enige verandering in de boerenhuishoudingen, men kookte jam, leerde andere soepen en nagerechten klaarmaken; de meisjes gingen meepraten over de meststoffen, de technische kant van de kalveropfok, de groenten- en de bloementuin en voelden zich niet meer zo eenvoudig, zo onwetend, zo buitengesloten van wat de jongens interes seerde. In een oud landbouwblad van het jaar 1927 treffen we nog een opwekkend artikeltje aan van de helaas zo jong overleden ambu lante landbouwhuishoudlerares, Mejuffrouw J. Kome, die veel pionierswerk voor het land- bouwhuishoudonderwijs in onze provincie enthousiast en ijverig heeft verricht. Ze spoort daarin de vrouwelijke jeugd aan de stand met werkstukken van de 1-jarige landbouwhuis- houdcursus op de tentoonstelling te Middel burg te gaan bekijken. Telkens komen er cursussen bij, in 1928 vinden we ze in Axel, Schoondijke, Nieuw- en St. Joosland, Westkapelle en Ellewoutsdijk, in 1934 treffen we reeds cursussen in St. Maar tensdijk, Terneuzen, Kortgene, Baarland, Borssele, Kruiningen, Fijnaart en Oud Vosse- meer aan. De gemeenteraden, die niet altijd voldoende doordrongen zijn van het grote nut en belang van deze cursussen, werkten ook toen vaak remmend op het stichten van nieuwe cursussen. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 17