ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
jaar waarin tekeningen van hem zijn geda
teerd. Het reizen was toen reeds begonnen, of
voortgezet. In 1848 was hij in Parijs en zond
schetsen van de gebeurtenissen uit die dagen
naar Londen, waar Gavarni er een ongepast ge
bruik van wist te maken voor zijn eigen werk.
Het contact met Engeland werd verstevigd: hij
reisde naar Londen, verbleef er geruime tijd
en werkte waarschijnlijk mede aan de oprich
ting van de Illustrated London News en van
Punch. Voor eerstgenoemd blad vervaardigde
hij tekeningen van de opera's en nieuwe
balletten, die in Londen werden opgevoerd.
Vriendschap ontstond met Thackaray, maar
het beviel hem niet, dat deze in een publicatie
zijn naam had genoemd. Naamloos wilde hij
zijn en verwijdering tussen de vrienden was
het gevolg. De stad wist hem toch niet zo te
boeien als later Parijs, of was het alleen een
verschil in leeftijd, toen en later? Hij ging
weer op reis, steeds nog verbonden aan de
Illustrated London News, naar Bulgarije,
Spanje, Italië en Egypte, tekenend en scherp
waarnemend. Toen de Krimoorlcg uitbrak,
was hij de aangewezen man om het Londense
blad illustratiemateriaal te verschaffen. Aan
grijpende tonelen werden door deze oud
militair vastgelegd, zelf steeds koelbloedig en
onbewogen in zijn dandysme, sigaar tussen
de lippen, terwijl het kanon bulderde en de
cavalerie zijn charges uitvoerde: taken on
the spot. Later heeft Baudelaire enkele teke
ningen uit deze periode beschreven; de origi
nelen, die iedere avond met acht of negen
tegelijk per koerier verzonden werden, zijn
nagenoeg alle verloren gegaan, de reproducties
zijn slecht. Niet alleen de gevechten werden
door Guys in beeld gebracht, ook de soldaten
en officieren tijdens de gevechtspauzes, begra
fenissen, de zieken en gewonden: een slordig
geklede man in gesprek met twee verpleegsters
in een veldhospitaal vervuld van de benauwde
sfeer van sterven en dood my humble self.
Na de oorlog trok hij, over Konstantinopel
en Athene naar Parijs. Daar begon zijn be
staan als onofficieel geschiedschrijver van het
Tweede Keizerrijk: de geschiedenis verbeeld.
De stad boeide hem, zou hem niet meer los
laten. „Hij bewoonde een zeer bescheiden
zolderkamer in de rue de Provence, levend
van een kleine toelage, die een rijke neef,
Barthélemy. hem regelmatig deed toe
komen" (Nadar). Zijn buren kregen hem
zelden te zien. Gewoonlijk stond hij pas tegen
zonsondergang op. Dan trok hij de stad in,
om zich heen ziende en alles in zich op
nemende wat zij hem, die bezeten was van
menigten, te geven had. („Tout homme disait
un jour M.Gtout homme qui n'est pas
accablé par un de ces chagrins d'une nature
trop positive pour ne pas absorber toutes les
facultés, et qui s'ennuie au sein de la multitude
est un sot! un sot! et je le méprise!"). Rij
tuigen en paarden, de paarden vooral boeiden
de vroegere cavalerist. Deze tekende hij wel
met het volle licht, maar toch begon pas met
de avond voor hem het werkelijke leven:
dandys en „lions", bals en theatervoor
stellingen (de Keizerin in haar loge), mili
tairen. Vooral ook: vrouwen en meisjes,
meisjes van alle „rangen", de lichte meisjes
incluis. High life en low life, 's Nachts thuis,
begon hij te werken. Baudelaire beschrijft, hoe
Guys nimmer naar een „model" werkte, steeds
tekende wat hij te voren gezien had (l'art
mnémonique). Dan riep hij die sfeer weer op
en op het papier ontstonden die boeiende
evocaties van theaters en équipages, de
wrange weergave van de scènes in de bordelen:
de meisjes triest of brutaal; de klanten
belachelijk. Alleen de soldaten en de meisjes
samen zijn met een zekere „vertedering"
weergegeven. Plotseling werd Parijs dan door
zijn tekeningen overstroomd; op een morgen
kon men ze in kleine winkeltjes kopen, waar
ze in slingers achter de ramen hingen, voor
een krats maar bijna niemand kende de
vervaardiger, die zich zorgvuldig schuilhield
en zijn werk vrijwel nimmer signeerde. Toch
was Guys niet zonder vrienden gebleven: hij
ging om met Gavarni, Gautier, de Goncourts,
Baudelaire, later met Nadar. Van de hand van
92