H Zeeuws Tijdschrift
Het land dat God beschermt (i)
NU M MER 4 2e J AA RG AN G M E I i 9 5 2
door Dr J. Haantjes
E verzen van Valerius zijn in
de laatste jaren steeds meer
algemeen bezit geworden.
Maar te weinig weten we
nog van de man die deze
verzen schreef. Hij heette
eigenlijk Adriaan Valéry en
werd ongeveer 1575 te Middelburg geboren.
Zijn vader Francois Valéry had in 1569 in
deze stad het poortersrecht verworven. Hij
was aanvankelijk in militaire beroepen werk
zaam; later werd hij notaris.
De loopbaan van de zoon gelijkt op die van
de vader. In 1592 wordt Adriaan klerk bij de
equipage- en ammunitiemeester in Zeeland, in
1598 controleur van de convooi- en licent-
gelden te Veere. In 1606 volgt de benoeming
tot ontvanger bij die gelden; in hetzelfde jaar
wordt hij tevens tot het notarisambt toege
laten.
Adriaan Valerius verhuisde dus van Middel
burg naar Veere. Hier trouwde hij met Elisa
beth Bouwens, dochter van een burgemeester;
na haar dood sloot hij een tweede huwelijk met
Christina Adriaensdr van Sint Boudewijns-
kerke. Hij overleed in 1625.
Veere was toen een bloeiende handelsstad.
Valerius bewoonde een huis aan de kade en
bezat, als ieder voornaam burger, daarnaast
nog een buiten, Sandwyck geheten. In de
Zeeusche Nacbtegael, een verzamelbundel in
1623 uitgegeven ter ere van het bezoek dat
Anna Roemer Visscher aan Zeeland bracht,
vinden we een vers van zijn hand, waarin hij
een morgenwandeling naar dit buiten be
schrijft.
Het is, voor zover we weten, het enige vers
dat tijdens zijn leven in druk verscheen. In
het letterkundig leven van Zeeland was zijn
aandeel dus slechts gering.
Het vers kan op zijn vroegst in 1622 ge
schreven zijn. Valerius was toen ongeveer 47
jaar. Is hij eerst op latere leeftijd begonnen te
dichten? Of heeft hij ook vroeger reeds verzen
geschreven, maar stonden deze niet hoog ge
noeg om door de druk vereeuwigd te worden?
Waarschijnlijk schreef hij ook vroeger reeds
verzen. Want in 1617, vijf jaar eerder dus,
maar ook toen was hij reeds de 40 voorbij,
wordt hij tot overdeken van de Veerese rede
rijkerskamer „Missus scholieren" benoemd. Als
lid van deze rederijkerskamer had hij volop
gelegenheid zijn bescheiden talent te oefenen.
Hier droeg hij zijn gedichten voor, hij ver
leende zijn medewerking bij het opvoeren van
menig fraai spel.
Daarnaast zal hij zeker vaak muziek hebben
gemaakt. Wij weten dat in 1575 zijn vader het
orgel uit een oude Middelburgse kerk kocht.
Heeft de zoon op dit instrument spelen ge
leerd? Maar niet alleen het orgel zal hij hebben
leren bespelen, ook andere muziekinstru
menten: de citer, de vedel, de luit.
Tenslotte moet hij een ijverig verzamelaar
zijn geweest. De spreuken die hem troffen,
noteerde hij, onverschillig of ze uit wijsgerige,
dichterlijke of godsdienstige geschriften af
komstig waren, of ze in het Latijn, het Frans,
73