De Vlaamse invloed op de bouwkunst van Zeeland
No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
door Ir R. Meischke b.i.
E Zeeuwse en Zuid-Holland
se eilanden vormden gedu
rende vrijwel alle eeuwen
een overwegend agrarisch
gebied, gelegen tussen de
stedenrijke gewesten van
Holland en Vlaanderen.
Wel waren ook hier talrijke steden, maar de
meeste daarvan zijn eerst laat ontstaan en al
tijd klein gebleven. Het land, dat door wijde
watervlakten verdeeld werd in vele eilanden,
leende zich niet voor grote steden. De wissel
valligheid van het landschap met zijn veran
der! ijke stromen en de grilligheid van de han
del bevoorrechtten dan deze en dan weer gene
stad, zonder ooit een blijvende voorkeur te
tonen.
Twee steden echter maakten hierop een uit
zondering. Het zijn Middelburg in het gebied
ten westen van de Schelde en Zierikzee in het
gebied ten oosten van deze rivier. Het zijn de
beide oudste en belangrijkste steden van Zee
land.
Niet alleen in grote steden kon dit gebied
zich niet meten met zijn naburen, ook wat be
treft kloosters en kastelen kwam het ver ten
achter. Vlaanderen en Holland bezaten tal
rijke grote kloosters. De oudste waren de Be
nedictijnerabdijen, de St. Pieters- en St. Baafs-
abdij te Gent en de abdij van Egmond. Later
kwamen de Cistercienserkloosters. De eerste
cistercienserstichting in Vlaanderen, de abdij
van Ter Duinen bij Veurne, had een dochter
klooster in Ter Doest bij Lissewege; Zande,
in het land van de Vier Ambachten (nu Kloos-
terzande) was een belangrijke uithof. Holland
bezat een cistercienserabdij te Loosduinen. Het
gebied van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse
eilanden, waar de Vlaamse abdijen tot de
groot-grondbezitters behoorden, telde slechts
een belangrijk vroeg-middeleeuws klooster, de
Middelburgse abdij. Deze werd omstreeks
iioo gesticht binnen de ronde burg en in 1123
genoemd als dochterstichting van de abdij te
Vormezeele bij IJperen. In 1128 is het kloos
ter echter reeds bevolkt door Praemonstraten-
sers uit de St. Michielsabdij te Antwerpen.
Ook wat kastelen betreft was Zeeland bij
zijn omgeving ten achter. Grote grafelijke kas
telen, of omvangrijke residenties als te Gent,
's-Gravenhage of Haarlem kende Zeeland niet.
Van de kastelen van de Zeeuwse adel kennen
wij slechts enkele, nu meest verdwenen laat
middeleeuwse burchten.
Uit dit beeld van het Zeeuwse land in zijn
eerste stadium van ontwikkeling wordt ons
duidelijk, dat we in dit gebied geen zelfstandig
kunstcentrum kunnen verwachten. Het vormt
dan ook geheel een randgebied van de stijl,
welke in het rijke Vlaanderen in gebruik was.
Van Hollandse invloed was er geen sprake,
aangezien het zuidelijk deel van het Zeeuwse
gebied het belangrijkste was en Holland
bovendien bij Vlaanderen ten achter stond en
eveneens sterk de invloed ervan had onder
gaan.
De groepen van de bevolking, die een recht
streeks bouwkunstig contact met Vlaanderen
konden opnemen, zoals de kloosters, het grafe
lijk hof met de adel en de grotere steden had
den niet het enige aandeel in de receptie der
Vlaamse invloed, aangezien een groot deel der
bouwactiviteit op het platteland plaats vond
in de talrijke dorpskerken. Hierdoor is er niet
altijd sprake van een regelrechte infiltratie van
architectonische vormen uit Vlaanderen doch
vaak van een enigszins zelfstandige locale on
dergroepering der Vlaamse bouwstijl.
Doch in dit proces van migratie der vormen
is niet alleen de structuur van de ontvangende
landstreek van belang doch ook die van de ge
vende. Nu was Vlaanderen samengesteld uit
109