De Walcherse klederdrachtj ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 door Drs P. van Houte OUDEN de dichterwoorden ergens meer van toepassing zijn dan op het gebied der nationale klederdrachten? Elout geeft in zijn beken de werk: „In kleuren en kleeren", 'n overzichtskaart van de plaatsen, waar de nationale kleder drachten omstreeks de dertiger jaren nog in ere werden gehouden. De plaatsen, waar de drie factoren van de volksdracht (kinder-, vrou wen- en mannendracht) nog geheel of nage noeg geheel gaaf waren gebleven, omcirkelt hij met drie ongebroken lijnen in geel, blauw en rood. Rond Walcheren tekende hij met de zelfde tinten drie lijnen in brokkeling, daar mede aanduidend het verdwijnen der volks- kledij. Thans kan het geel (de kinderdracht) prac- tisch geheel worden weggelaten. Het blauw (de vrouwendracht) en nog meer het rood (de mannendracht) zou met veel groter tus senruimten moeten worden getekend. Luttele jaren te voren kon Molkenboer in zijn mooie werkje „De Nederlandse nationale kleederdrachten" nog zeggen, dat met uitzon dering van Vlissingen, welke stad reeds in 1914 geheel was gemoderniseerd, op Walche ren, de provinciale hoofdstad inbegrepen, de inheemse dracht nog zo bijzonder in ere werd gehouden. Het verdwijningsproces is dus een verschijn sel van de laatste drie decennia. Thans komt op de gehele schoolgaande jeugd, zowel op de openbare als de bijzondere school, vrijwel geen enkel kind meer met de Zeeuwse klederdracht voor. De jongste generatie, speciaal van het vrouwelijk deel der bevolking, die het Zeeuw se costuum nog draagt, heeft de leeftijd van twintig jaar of meer. Das Alte stürzt, es andert sich die Zeit. Und neues Leben blüht aus die Ruinen. Bij de jongelingschap van deze leeftijd ziet men het „boerenpak" practisch niet meer. Als oorzaken van het verdwijnen der natio nale kledij noemen Elout en Molkenboer: de kostbaarheid der dracht, de gemakzucht van de moderne jeugd, die het zoveel eenvou diger te dragen, in de winkel pasklaar ge maakte costuum prefereert, het verkeer, de toenemende industrialisatie. Daarbij: de meeste costuums vereisen veel kennis om ze te vervaardigen, de kanten mut sen kunnen alleen door speciale strijksters worden behandeld. En deze zouden gaan ont breken. Of de door Molkenboer en Elout genoemde motieven alle steekhoudend zijn, valt ernstig te betwijfelen. De kostbaarheid der dracht? Inderdaad. De aanschaffingskosten zijn hoog. De gouden krullen, de „strikken" of klaverbladvormige sieraden, met pareltjes on deraan, de fraai bewerkte „gouden spelden" ter weerszijden van het „laget" (de boven- muts), de halsketting met vier of vijf „toeren" (kralenrijen); de „zeug" het fraaie gouden slot, de zilveren broekstukken van de mannen, de gouden halsknoppen, vereisten grote uitgaven ineens. Vele dezer kostbare sieraden gingen echter een mensenleven of meer mede. En de jakken en pakken waren op langer duur dan één seizoen berekend. Dat de minder solide, door modedwang tel kens wisselende burgerkledij ten slotte veel hoger uitgavenposten vereist staat vast. Een vraagstuk van kledingbudget is het verdwij nen der nationale drachten o.i. zeker niet. Bij onze herhaalde navraag, waarom het geweste lijk costuum was opgegeven, antwoordde dan ook niemand „omdat het zo duur is om te dragen". Integendeel, vrijwel allen waren zich 132

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 16