HERFSTWIND No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT i_JVtisschien verwijt je mij m'n elegieën, Wil je een liedje bij de tamboerijn Om met je lachend hoofd tutten mijn knieën Een warme tpiegel en een zon te zijn. Veel landen tcheiden ont; eenzame dromen Breken alt herftttijlozen uit mijn hart; Niett lijkt mij vreemder dan ont tamenkomen En niett gewoner dan dat 'k je verwacht. De ttilte van mijn land zijn kerkeklokken Achter een tluier glanzend tpinnerag, Muziek van vogelt die elkander lokken Boven nevelt van een Octoberdag. De adem van mijn land zal tot je komen: Van kruiden, ttil verdorrend langt een kolk, Van fruit dat dieprood gloeit onder de bomen, Geur van tchoon goed van het landelijk volk. Vallende blaadren rit tien mijn verlangen, Pluizende zaden zijn zilvrig verward Putten de ivebben van mijn droom gehangen; De wind brengt ook mijn liedren mee, zo zacht Dat je nauwlijkt één klank zult kunnen horen, Tegen de tchouder van een ander kind Je rekkend naar het vage en verloren Fluittrend liefkozen van die najaartwind. Stilte en geuren van vergane dagen Zingen je mijn weemoedig liefdetlied Om weg te glijden met een warm behagen In nieuive armen naar een oud gebied. HANS WARREN 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 19