ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 de kruin waarvan de herders „heur keete, huys ende wooninge (hebben), rontsomme ge- walt met eerdewallen, opdat de schapen heur niet en ontloopen". In alle omschrijvingen komt het tijdelijke karakter als schuilplaats terug, alleen Beekman vermeldt, dat het ver blijf van de herders of stellenaars soms vrij per manent was In twee gevallen is het echter duidelijk, dat de herders op de stellen hun vaste verblijfplaats, m.a.w. hun domicilie, hebben. In Februari 1657 verschijnen voor ge zworenen van Wissenkerke: Sent Andriese „wonende alhier op de stelle genaemt de Vliet" en Jan Jans. Vlietberge. Laatstgenoemde heeft blijkbaar zijn naam aan deze stelle ont leend. In het andere geval verklaart Dingenus Franse „woonachtig op de schorren van Goenje" (waar een stelle stond ten oosten van Wolfaartsdijk) bij een akte van 19 Mei 1790 schuldig te zijn een som van 575 vis. „Tot een speciale hipoteecq en onderpand" verbindt hij „den nomber van twee hondert sestig stuks lamschapen en overhouders loopende op het Goenjeschor". In het werk van Walraven en 1) Smallegange geeft in de bladwijzer achterin zijn „Cronyk" nog de volgende definitie: „Stellen, zijn Bergskens of Heuvelen op de schorren uit vierkante kley-zooden gemaeckt, door Schaepherders bewoont". De Hoofdstede op de schorren van de Hoofdplaat (1776). Polderdijk over Nieuw- en Sint Joosland kan men lezen, dat de stelle tegenover Welzinge dienst deed als tapperij, waar schippers en bootsgezellen met de handboog konden schieten om wijn en geld. In de nabijheid van het oude dorp Sint Joosland vindt men nog steeds de Stelleput, waar vroeger de bewo ners water haalden en die thans als afvalput dienst doet. Veel van deze stellen waren voorzien van een drinkput met zoet water voor het vee, maar ook vindt men dat de „vate" op enige afstand ligt. Op het hierbij gereproduceerde gedeelte van een kaart van de schorren van de Colijnsplaat en Noord-Beveland in 1597 vindt men de put zowel bij de stelle (zie: de „Witte Keete") als op enige afstand gelegen. Het woord vate (drinkput voor dieren) wordt dan ook synoniem gebruikt voor stelle, zo bijv. heette een stelle op de schorren van Moncado (1778) „De nieuwe Vate" en in de pas be dijkte Nieuw-Vogelschorpolder komt voor een „oude stel of vaet". Laatstgenoemde stellen zijn dan meer de „holle stellen", die de gedaante hebben van een afgeknotte kegel en daarbinnen een diepe put in de vorm van een omgekeerde kegel met flauwe glooiingen, of eenvoudiger gezegd: een waterput met een ringdijkje er om heen. Op Hoofdplaat (1776). 144

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 28