ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i verhouding van i op 3 verdelend. Van veel meer belang echter is de plaatsing ten opzichte van het Abdij-complex als ge heel. Probeert men op een maquette of teke ning de toren te verplaatsen, dan blijkt duide lijk hoe zuiver deze situatie ten opzichte van het geheel door de oude bouwmeesters werd afgewogen. Hier vormt de toren de inleiding en omge keerd markeert hij het einde van het com plex in de noord-zuid richting als een alles opsluitende grenspaal. Hier wordt dus een tweede hoofd-as aan het geheel gegeven, een as die wel is waar niet streng over alle gebouwen is doorgevoerd, maar die zeer sterk voelbaar is bij het binnen treden van de Abdij door de hoofdingang, de Balanspoort. Is hetgeen hier geschied is, name lijk het verzwakken van de oost-west rich ting en het accentueren van de noord-zuid as, eigenlijk niet een prachtige vondst geweest, waardoor Abdijkerk en Abdijgebouwen ar chitectonisch waarlijk tot één geheel zijn ge maakt? Hoe anders toch was dit doorgaans bij de meeste abdijen, waarbij voor de kerk bij voorbeeld het strenge basilicale systeem was toegepast, terwijl het klooster daar als hoorde het er niet bij tegenaan was gescho ven. Daar zou de kerk, zo zij alleen stond, zeer goed in Middelburg echter ondenk baar, zijn geweest. En dan welk een evenwicht is er bereikt door de Lange Jan aan de ene zij de en de 12 Abdijtorentjes aan de andere zijde van de kerk te plaatsen. In het stadsplan ligt de toren niet centraal, hetgeen men misschien zou kunnen betreuren, maar des te meer is hij het middelpunt van het ganse eiland geworden, de bekroning van heel dit gebied. Overigens echter treft het met welk een feilloosheid de plaats der 3 grote kerktorens, die van de Abdij, van de v.m. Oost-, en van de Westmonsterkerk was bepaald. De West- monster met de vierkante kloeke toren, de Oostmonster met de veelhoekige kruistoren en de Abdij met haar hoge ronde teken, dat de anderen in het niet stelde, vormden een drie-eenheid van verschillende monumenten! Vanzelfsprekend hing deze plaatsing ten nauwste samen met de ligging der 3 parochiën. Werd hiervóór uiteengezet waarom de on symmetrische opzet van schip en koor voor het complex als geheel tot een fraaie oplossing heeft geleid, anderzijds moet worden toege geven, dat deze situatie voor de eredienst wel licht enige moeilijkheden zal hebben opgele verd. Het lijkt dan ook haast vanzelfsprekend dat koor en schip op het einde der Middel eeuwen tot 2 volmaakt gescheiden kerken wer den zonder dat dit eigenlijk veel afbreuk deed aan de ruimtelijke werking. Integendeel, zou men bijna zeggen, want de doorblik vanuit de Nieuwe Kerk naar het koor, die tijdens de laatste restauratiewerken een tijdlang mogelijk was, heeft geen zodanige verrassing op kunnen leveren, dat men over het wederom sluiten van de scheidingswand tussen de beide zo verschil lende delen veel spijt behoeft te hebben. Trouwens van een eenheid van stijl en vorm is nimmer sprake geweest, ook niet in de oud ste tijden. Verrassend zelfs is de gewaarwor ding van het totaal verschillend karakter, wanneer men uit de Koorkerk komend via het kleine deurtje de Nieuwe Kerk ingaat. De eerste was sterk oost-west gericht door het rhythme van traveeën en gewelven. Zelfs het plotseling optreden van de noord-zuid as bij het inderdaad torenhoge torenportaal doet weinig afbreuk aan deze dwingende gericht heid. Komt men dan echter in de Nieuwe Kerk dan is dit alles geheel anders. Hier staat men in een zeer hoge zaal van 2 even hoge beuken door zware ronde zuilen gescheiden. Het heeft er alle schijn van dat men ge tracht heeft vooral bij de herbouw van 1570, de lengterichting van deze ruimte zo veel mo gelijk te temperen. Doet het even hoog zijn der beide beuken en de wijdheid der scheiden de zuilstelling reeds de blik ook in de noord zuid-richting gaan, het sterkst nog wordt dit veroorzaakt door het vrijwel vóór de wand 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 10