ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i Enigszins onbestemd en onduidelijk bleef de ruimte achter de afscheiding in de Koorkerk, vroeger bekend als het auditorium. Het oppervlak is niet voldoende groot om een fraai contrast op te leveren tot dat van het torenportaal, hetgeen door de eerder ge noemde afsluitmuur wordt veroorzaakt. Toen deze nog niet was opgebouwd waren de ruim telijke verhoudingen tussen Koorkerk en to renportaal onvergelijkelijk veel fraaier dan thans het geval is. Het was een gelukkige gedachte de best bewaard gebleven grafzerken en het monu ment van de Evertsens, dat in de Nieuwe Kerk niet gehandhaafd kon worden, hier bij een te brengen. De ruimte verkreeg daardoor enigermate het aanzien van een „gedachtenis kapel". Hoe mooi zou het zijn indien men hierop voortgaande er eens toe zou kunnen besluiten om in de toren een monument bijv. een bevrijdingsmonument voor het gehele eiland Walcheren op te richten, welk denk beeld destijds door Prof. Berghoef werd naar voren gebracht. Een gesmeed ijzeren hekwerk, geplaatst in de torenhoog zou het pretieuse van dit torenportaal en zijn bijzondere betekenis dan in hoge mate kunnen accentueren. Helaas doet de ongepleisterde baksteen van het toreninterieur, hoe buitengewoon fraai dit ook moge zijn uitgevoerd, te zwaar aan ten opzichte van de wit gepleisterde Koorkerk en van de zgn. trouwkerk in het bijzonder. Deze laatste ruimte verliest daardoor nog meer aan grootte dan nodig ware geweest. Hopelijk zal men er toch nog eens toe overgaan om de baksteen te sausen of dun te pleisteren. Het een en ander valt overigens buiten de compe tentie en verantwoordelijkheid van de archi tecten van de kerkrestauratie. Een woord van lof komt stellig ook toe aan de adviseur voor de verwarmingsinstallatie in de beide kerken. In overleg met de bouwdirec- tie werden op de minst opvallende wijze aller lei technische apparaten aangebracht, zodat de sfeer van de oude gebouwen vrijwel niet werd geschaad. Groot is ook de winst, welke geboekt werd bij de uitwendige restauratie van de Abdij kerken en de toren. Thans kan men na het verdwijnen van de vroegere ombouwing van de Nieuwe Kerk aan drie zijden de architec tuur van het geheel, de bewerking en de kleur van het materiaal weer volop genieten. Vele misstanden werden weggenomen en veel wat vrijwei verloren scheen werd in ere hersteld. Jammer evenwel dat het omliggend terrein bij de Groenmarkt en de Nieuwe Burg moest worden opgehoogd. Dit heeft onnoemelijk veel schade aan het Abdij-complex gedaan. Zowel de gevels van de Nieuwe Kerk als van de Statenzaal hebben daardoor veel aan effect ingeboet. Tegen de zuid- en westgevels werden enige kleine gebouwtjes opgericht, waarin een con sistoriekamer en andere voor de dienst nodige ruimten zijn ondergebracht. Als schaalmeters zijn zij ook onmisbaar. Vooral de ronde uit bouw beneden aan de toren doet de enorme hoogte van deze wel zeer duidelijk in het oog springen. Het Abdij-complex werd na 1940 veel meer vrijgelegd dan ooit te voren het geval is ge weest. Zo is de brede zuidelijke toegangsweg van Lange Delft naar de Abdij iets geheel nieuws. Ook hier verschillen de meningen zeer of zulk een vrijlegging wel een verrijking mee bracht ten opzichte van het oude stadsplan waar het element van de verrassing juist zo aantrekkelijk was. Zeker brengt iedere vrij legging mede, dat het te beschouwen kerkge bouw zich kleiner gaat voordoen dan voor heen, daar men het nu reeds van een grote af stand kan overzien. Uit het feit dat de vrijlegging door zovelen als een winst wordt gevoeld blijkt dat de her bouw van de aloude kerken algemeen met grote belangstelling wordt gevolgd. Moge deze belangstelling niet beperkt blijven tot een enkele indruk vanuit de verte, want hetgeen hier aan de Abdijkerken is geschied is waard om van dichtbij gezien en bewonderd te wor den. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 14