De Zwarte Polder, een natuurreservaat No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT „Uit wier en dras geweld" door A. de Visser O zijn ze in de tijd, dat het „rijzend wonder waste" achtereenvolgens ontstaan, de polders in de brede geul tussen de eilanden van Groede en Cadzand; de Tienhonderd gemetenpolder in 1402, de St. Janspolder, de Adornispolder, de Mettenijepolder, de Nieuwenhovenpolder, de overgebleven smalle geul als Grote St. An- napolder en ten leste in 1623 als sluitstuk de Zwarte Polder. Slechts bij stukjes en beetjes werd het nieu we land moeizaam op de zee veroverd door de ondernemingsgeest en taaie volharding van de telgen uit het Zuid-Nederlandse geslacht Adornis. De genoemde polders zijn tezamen niet zo heel veel groter dan de nieuwe polder van het Zuid-Sloe en aanmerkelijk kleiner dan de Braakman. Toch ligt er een verschil van twee honderd jaar tussen de eerste en de laat ste. Doch men had toen nog niet de beschik king over dragline's en sleepboten, over „In termediate's" en dynamiet. Polderwerkers met „kordewaegens" en spaden waren het voor naamste materiaal. Maar het water had ook toen zijn zelfde kracht, de wind was even on berekenbaar en als wind en water samenspan den tegen de broze dijklichamen was er angst op de achtergelegen hoeven en dikwijls niet ten onrechte. Ten tijde van de bedijking van de Zwarte Polder had de zee reeds weer de Tienhonderd- en Adornispolder een keer te ruggenomen en weer moeten afstaan. Ook de waar debbe soo haest niet gegaen is of de vloet en eompt wederomme ingestroompt. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 15