ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i Blauwe zeedistel. mede verschillende grassen, waaronder ook Engels gras, dat eigenlijk geen gras is en in Juni/Juli mooi bloeit. Ik vond er deze zomer een Mediterraan-Atlantisch duingrasje groeien, dat enkele jaren terug in Nederland voor het eerst op Texel en Terschelling werd gevonden en dat nog niet eens een Nederlandse naam heeft. De Latijnse naam is: Catapodium Lo- liaceum. Het valt niet op door mooie pluimen of bijzondere bladscheden, doch de Neder landse floristen, speciaal de grasspecialisten, beleefden toch weer een prettig ogenblik, toen ze van de vondst hoorden. Waar het terrein van de Zwarte Polder uiterlijk al wat lijkt op sommige delen van de Noordzee-eilanden, is door deze overeenkomstige plantengroei be wezen, dat ook de structuur van de bodem met die van genoemde eilanden overeenkomt. Het is als zodanig enig in Zeeland. Het is anders dan het Zwin, de Kaloot, het Noord- Sloe of de Nieuwe Verklikkerduinen op Schouwen. Uit een en ander blijkt al wel, dat het waard is met bijzondere zorg te worden behandeld, vanwege zijn waarde voor de na tuurwetenschap. Over het voorkomen van blad- en korstmossen, van wieren en algen, week- en schaaldieren wil ik, als zijnde op dit gebied onvoldoende deskundig, dan nog maar niet praten. In dit verband wil ik even het vraagstuk van de konijnen aanroeren. In de aanstuiving tegen de „nieuwe dijk" en in de duinen wonen zeer veel konijnen en het is jammer dat deze dieren niet wat meer worden ingeperkt. Wel is een plotseling staartwippend wegvluchtend konijntje een prettig intermezzo op de wande ling en strekt een hoog aantal tot verhoging van het jachtgenot, doch hun aantal is zo groot, dat dit genot niet opweegt tegen de schade die zij ook daar aanrichten. Het ter- ïein wordt ook beweidt met rundvee en paar den, doch deze laten de beplanting ruim schoots de tijd om zich te herstellen. De konij nen echter vreten alles tot de grond toe kaal, ook tussen de struiken, waar het vee niet kan komen. Het terrein ligt als bezaaid met ko nijnenkeutels en na een springvloed met Noordwestenwind zijn deze door het water opgenomen en verzameld in een zeer dikke laag op de vloedlijn aan de dijk achtergeble ven. Deze lijn wordt de gehele zomer gemar keerd door allerlei stikstofminnende planten, als distels, brandnetels en melden. Wil de be groeiing intact blijven en de „nieuwe dijk" niet 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 18