ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
de rekening van zijn schoonvader had geno
men, zodat deze met diens eigen geld werd
betaald.
Kortheidshalve zal ik niet vertellen, hoe
hij er zich steeds dieper inwerkte, hoe hij het
ene gat met het andere moest vullen en hoe
met het toenemen van de gevaren zijn geniali
teit in het verzinnen van brieven en uitvluch
ten steeg. Toen er zelfs een brief van de
Hoofdschout van Amsterdam te zijnen gunste
kwam, genoot hij het onbeperkte vertrouwen
van zijn schoonvader. Wat nog steeg, toen
hem begin Januari (men ziet, dat het hoog
tijd was geweest, dat het huwelijk werd vol
trokken) een zoon werd geboren, die hij naar
zijn vader Abraham noemde.
Maar zijn vijanden rustten niet en nu
achterhaalde hem het noodlot. Het gerecht
stelde buiten zijn medeweten een onderzoek
in en kreeg uit Duisburg en Rhijnberg de af
doende bewijzen van zijn schurkerij. En juist
de dag voordat hij met een schuit met graan
naar Amsterdam zou vertrekken (waarschijn
lijk, naar Viergever zegt, met de bedoeling om
niet terug te keren) werd hij gearresteerd.
Toen volgde een verhoor, dat geheel is op
genomen en dat doet denken aan het bekende
verhoor uit „Schuld en boete" van Dosto-
jevski. Raskolnikof had een oude vrouw ver
moord. Lang was de moord onopgelost ge
bleven, maar ten laatste had de officier van
justitie het ontdekt. Deze verhoort nu Ras
kolnikof, die dat nog niet weet en nu, bij het
verhoor, steeds nauwer de strop om zijn hals
voelt en zich in allerlei bochten wringt zon
der kans op ontsnappen. Het is een detective
verhaal van de eerste rang. Zo ook hier. Ka
merling wist niet, dat de portefeuille met de
bewijzen van zijn schuld klaar lag, en ant
woordde onbeschroomd op alle vragen. Dit
verhoor leest men als een roman, en hoewel
het te uitvoerig is om geheel over te nemen,
kan ik toch de verleiding niet weerstaan, een
deel weer te geven.
Interrogatiën gedaan en aan den EdelAcht-
baren Gerechte der Stad Brouwershaven over
gegeven uit naam en van wege den WelEdelen
Gestr.Heer Cornells Donkan, Baiiluw der Ge
melde Stad R.O., om daarop gehoord te wor
den Johannes Cato Kamerling.
Art. i. Werd gevraagd deszelfs naam,
ouderdom en geboorteplaats.
En geantwoord, dat hij was genaamd Jo
hannes Cato Kamerling en geboren te Rhijn
berg, zijnde nu oud een-en-veertig jaren.
Art. 2. Of hij inderdaad gepromoveerd was
tot doctor in de geneeskunde?
Zeide: Ja.
Art. 3. Op welke academie hij was gepro
moveerd?
Zeide: Op de academie te Duisburg gepro
moveerd te ziin op de 2° April 1746.
Art. 4. Of hij voor zijn promotie een ge
neeskundige verhandeling verdedigd heeft en
welke stof daarin verhandeld werd?
Zeide: alstoen een dispuut geschreven te
hebben De Anatomia.
Art. 5. Of hij te Duisburg aan den Rijn
ook gestudeerd heeft, en hoe lang?
Zeide: aldaar vijf jaren en vier maanden
gestudeerd te hebben.
Art. 6. Hoe de namen der professoren van
gemelde academie zijn?
Zeide: een der professoren in de medicijnen
genaamd te zijn Christiaan Hendrik Scherer,
en de andere ïohan Godlieb Leydenfrost; en
de beide gemelde heren in 't verleden voorjaar
nog te Duisburg gesproken te hebben.
Art. B. Wie zijn tijdgenoten op gemelde
academie geweest zijn?
Zeide: onder anderen Laurens Suurland,
med. docter en apotheker te Bergen op den
Zoom; H. van der Horst, docter in Kleef;
Johan Willem Schermen, med. docter te Em
merik; Abraham Fabricius, med. docter te
Keulen; Johan Heersema, docter in Embden
in Oost-Friesland; en met deze laatste in een
huis gelogeerd te hebben bij een schoenmaker,
Andries de Lange genaamd, wonende aan de
Rijnstraat.
Art. 10. Of de stad Rhijnberg dicht bij de
Rijn lag; en welke de naaste stad daar van
daan is naar de kant van Duisburg?
Zeide: de gemelde stad vast aan de Rijn te
liggen, en dat er tussen die stad en Duisburg,
welke een distantie van twee uren daarvan
daan ligt, geen steden of dorpen liggen; en
Wezel mede twee uren van Rhijnberg, en
Meurs omtrent anderhalf uur vandaar gelegen
te zijn.
22