No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT Art. li. Of de stad Rhijnberg tot het Kleef- se, en dus aan de Koning van Pruisen behoort, of onder een andere heerschappij staat? Zeide: Dat de gemelde stad behoorde tot het Keurvorstendom Keulen. Art. 12. Of daar een Gereformeerde Ge meente is? Zeide: Ja. Art. 13. Hoe de namen der predikanten der Gemeente zijn? Zeide: Maar één predikant aldaar te zijn, die genaamd was Johannes Luitjes. Art. 16. Wie zijn ouders waren geweest, en wat beroep dezelve hebben gehad? Zeide: Zijn vader genaamd geweest te zijn Abraham Cato Kamerling; en van Amster dam gevaren te hebben als kapitein op een West-Indischvaarder voor 't kantoor van ene Dusart, alsmede van ene Ter Borg en ene Stadlander; en zijn moeder genaamd geweest te zijn Catharina Winkelman. Art. 28. Hoe de naam van de secretaris der stad Rhijnberg was? Zeide: Paulus van den Bogert. Art. 29. Of er maar één, dan meer secreta rissen waren? Zeide: Aldaar maar één secretaris te zijn, doch die drie klerken hield, waarvan twee broeders Versteeg genaamd waren, en de der de Jacob van Dijk. Art. 32. Of hij gemelde heer van den Bogert wel gezien had en kende? Zeide: Ja, dezelve zeer wel te kennen; dat hij nog in leven en actueel president van Rhijnberg was. Art. 33. Of hij te Duisburg ook den Baron van Raetsveld gezien en gekend of ooit tegen dezelve gesproken had? Zeide: Ja. Art. 3 6. Of hij te Rhijnberg een burgemees ter Willem Jan Brouel gekend had? Zeide: Neen. Art. 39. Of de secretaris Bogert van de Ge reformeerde of de Luterse religie was? Zeide: van de Roomse religie te zijn. Art. 42. Of de besmettelijke ziekte te Rhijn berg in 't jaar 1761 of 1762 gewoed hadde? Zeide: In 't jaar 1761 een besmettelijke ziekte onder mensen en beesten bijgewoond te hebben, en in 't jaar 1764 door een brief van zijn zuster kennis te hebben gekregen, dat de zelve daar weer grasseerde. Art. 49. Of hij het adres van zijn zuster wilde opgeven, om de waarheid zijner ant woorden, of tenminste van enige derzelve door haar antwoord bevestigd te zien? Zeide: Ja, zeer wel; en haar adres te zijn: Antonia Kamerling, koopvrouw te Rhijnberg, op de hoek van de Kerkstraat. Na nog tal van vragen, betreffende de in Rhijnberg gelegerde troepen beantwoord en de echtheid van de door hem gefabriceerde certi ficaten bevestigd te hebben, zal hij een zucht van verlichting hebben geslaakt, toen het ver hoor was afgelopen. En wij, zijn antwoorden lezende, staan verbaasd over de slagvaardig heid van zijn replieken en over de détails die hij ongevraagd gaf. Maar toen de baljuw hem bewees, dat, blijkens inlichtingen uit Rhijn berg en Duisburg ontvangen, alles gelogen was, viel hij door de mand en zakte hij mo reel geheel in: „Het uurwerk van zijn schelms verstand, voorheen zo vaardig en bekwaam om nieuwe uitvluchten te bedenken, was nu tot het einde toe afgelopen". Hij werd gevangen gezet. Een poging om zijn bewakers om te kopen mislukte. Nu wa ren ook zijn schoonvader de ogen opengegaan. De enige die hem onvoorwaardelijk trouw bleef was zijn vrouw, die inderdaad van hem gehouden schijnt te hebben. Was ze maar met een ander getrouwd, verzucht Viergever. „Hoogst te bejammeren is het waarlijk, dat het geluk van met zulk een Juffrouw ge trouwd te zijn niet te beurt gevallen is aan een braaf man van gelijke deugd, die nu wel licht, onder vele andere verachtelijke hoeda nigheden, de alleronredelijkste liefdeloosheid van een eigenzinnig en boosaardig wijf, dat vol dwaze grillen steekt, te deerlijk bezuchten moet, in plaats van dat hij bij zulk een echt vriendin een paradijs van vergenoeging zou genoten hebben". Had de secretaris hier een andere aanbidder van de burgemeestersdoch ter op het oog? Uit 't verhoor en uit latere ondervragingen, en ook uit van elders ingekomen berichten, kan men nu de werkelijke levensloop van Ka merling enigszins opbouwen. Maar het blijft 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 25