ZUID-BEVELAND ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. eiland waar mijn dagen hingen als bloesem aan de levensboom gij zijt de tuin, nog groen omzoomd door 't loof van herinneringen, waar dijken liggen allerwegen als blinde dieren uitgestrekt maar grimmig trots en breedgebekt zonder een duimbreed toe te geven. De symmetrie der akkerlanden heerst als een wet nog onverkort, de boer is koning op zijn schaakbord, zijn paarden dragen hem op handen. Patrijzen broeden langs de dijken het voorjaar uit, een waterhoen tracht in het weelriet zijn seizoen met mondjesmaat te doen verstrijken. Als vlinders komen zomerdagen te voorschijn uit de nachtcocon en stijgen naar de zomerzon van hun ijdel zelfbehagen. ^~fyt najaar trekt er diepe voren in de klei. Volgens geheim gebod loopt alle menselijke lot hier parallel als karresporen. En in de winter vriest het leven kraakschoon van de vredigheid die neergesneeuwd is wijd en zijd en 't land als wasgoed heeft gesteven. Elke polder schrijft het wonder van zijn ontstaan, geschiedenis hoe de visser en de vis droog spoelden anno 1600 Bezinksel van veel eeuwen water vormde de korte lemen pijp waarin de boer zijn koren rijp brandt voor de slechte tijd van later. Blinkend op de stroom voor anker ligt dit land, pijpvormig schip hangend aan de smalle lip van Brabant, tussen de zandbanken. LOU VLEUGELHOF 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 4