MIDDELBURG. DELFT. No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT in de architectuur, kan in ieder geval worden gezegd dat de aanwezigheid van de ronde stadsvorm zowel als het voorkomen van veel hoekige torens nl. die van de Abdij en van de Westmonsterkerk een echt Zeeuws karakter aan de stad verleenden. In een dergelijke stad kan men een sterk éénzijdig gericht zijn van de architectuur, zoals te Delft, niet verwachten, immers de centrale bouw laat iedere richting toe. Indien men dus wil aannemen, dat hier ge durende vele eeuwen de bewuste of onbewuste voorkeur voor deze vorm wél heeft bestaan, wordt het ook begrijpelijk waarom bij het grootste en belangrijkste religieus complex, de St. Nicolaas Abdij, eveneens van een streng doorgevoerd alles overheersende hoofdrich ting niet gesproken kan worden. Integendeel, de Abdij heeft eigenlijk 2 hoofdassen, waar van men soms niet weet welke belangrijker is: de normale oost-west richting, of de lijn noord-zuid van Balanspoort naar de Lange Jan. „Langzamerhand zo gegroeid" zou men kunnen tegenwerpen. Ik meen echter, dat de Abdij juist dank zij deze typische Zeeuwse sfeer geworden is tot dit zo merkwaardig sa menstel van gebouwen en veelhoekige torens. Op het eerste gezicht lijkt het wellicht of de Abdijkerk de normale symmetrie-as gericht op het oosten verkreeg. Wanneer men echter de oude plattegrond beziet dan blijkt het, dat men zich van een hoofdas slechts weinig heeft aangetrokken. Van de vroegste tijden af heeft de Abdij een éénbeukig koor gehad met een 2-beukig schip van 2 even hoge beuken. Van een as van symmetrie is geen sprake en zelfs vallen de middellijnen van koor- en noordbeuk van het schip niet samen. Lag bij de Gothische kerken en basilieken 111 ons land de toren vrijwel steeds vóór de westgevel en bepaalde deze nog eens te meer de gerichtheid op het oosten, hier heeft men bewust dit systeem niet toegepast. De Lange Jan werd geplaatst tegen de zuidgevel van het koor, zodat de zon de schaduw van zijn spits deed strijken over de gehele uitgestrektheid van het klooster van de morgen tot de avond. Ook lijkt de plaatsing ergens tegen de zuid gevel, aanvankelijk nogal willekeurig ge kozen, niet eens in de hoek tussen koor en zuidbeuk van de Nieuwe Kerk! Toch getuigt deze plaats van een raffinement en een zuiver gevoel voor evenwicht en verhoudingen. Ten opzichte van de lengte van het koor, waarmede het torenportaal ruimtelijk door een rijzige boog verbonden is, staat hij in de as van de 2de travee, daarmede het geheel in de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 9