No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT verlies aan inkomsten, als door stijging van uitgaven. Bijkans 22 °/o van de Zeeuwse bodem is door het zeewater overspoeld. Ongeveer een achtste deel van de Zeeuwse bevolking is geëvacueerd. De voornaamste bronnen van inkomsten der provincie zijn een uitkering uit het provincie fonds en de opbrengst van opcenten op de hoofdsommen van de grond- en personele be lasting. Het provinciefonds geniet een klein gedeelte van de opbrengst van het merendeel der rijksbelastingen. Voor zover deze op brengst vermindering ondergaat door de ge volgen van de watersnood zal Zeeland daarin in gelijke mate als de zuster-provinciën delen. Zolang niet alle vernielde gebouwen zijn herbouwd en de beschadigde gebouwen zijn hersteld zullen de provinciale opcenten op de hoofdsom van de grondbelasting voor de ge bouwde eigendommen een lagere opbrengst ge ven. In hoeverre grondbelasting zal en kan worden geheven van de ongebouwde eigen dommen, die door de zee zijn overspoeld, zal mede afhangen van de vraag of de gebruikers van de grond een vergoeding voor het gemis aan gebruik, en de verpachters mitsdien de pacht, zullen ontvangen. De opbrengst van de personele belasting, en dus die van de provinciale opcenten daarop, wordt beïnvloed door het verminderen van het woning-areaal, zowel als door het in- en samenwonen. Naar het zich laat aanzien zal van rijks wege in het verminderen van de provinciale inkomsten uit dezen hoofde worden voorzien. Het provinciaal gasbedrijf is als gevolg van de ramp ook in zijn debiet getroffen. De be drijfsgebouwen liepen onder. Pas na enkele we ken was de productie weer op peil. De provinciale electriciteitsvoorziening is vermoedelijk voor een lange tijd getroffen door een gedeeltelijk verlies van het afzetgebied. De inkomsten van dat bedrijf uit stroomlevering zullen dus minder zijn, dan zonder de ramp het geval was geweest. Op de noordelijke veren wordt de provincie getroffen door een belangrijke vermindering van de opbrengst der veertarieven. Het is uiteraard moeilijk thans reeds de gevolgen daarvan op de tekorten van die veren te ra men. Het behoeft echter geen verwondering te wekken, wanneer de provincie uit hoofde daarvan en door een verhoging van de exploi tatiekosten voor 1953 roo.ooo,meer zal moeten bijpassen, dan waarop in de begroting is gerekend. De schade aan provinciale eigendommen is thans nog niet te overzien. Naast schaden van kleinere omvang is er ongetwijfeld zeer belang rijke schade aan provinciale wegen. De schade van de N.V. P.Z.E.M., waarvan de provincie het overgrote deel der aandelen bezit, kan ge voegelijk op enkele millioenen guldens worden gesteld. Niet te voorzien is thans of de provinciale financiën zullen worden betrokken bij de kos ten van het geven van een meerder waterke- rend vermogen aan de zeeweringen van de ca- lamiteuze polders. Krachtens de wet van 1870 draagt de provincie een derde gedeelte van de tekorten van die polders. In het kader van de financiële verhouding tussen het Rijk en de provinciën is dit gedeelte van jaar tot jaar se dert 1948 bepaald op een vijfde deel. Indien de dijken van al deze polders in een zodanige staat moeten worden gebracht, dat een vloed als in de rampnacht voor is gekomen, min of meer veilig kan worden afgewacht, zullen de kosten daarvan in de millioenen guldens lopen. Zou de provincie worden belast met een vijfde deel dezer kosten, dan gaat dit haar draag kracht te boven. De toekomst zal leren of hier in metterdaad een reëel gevaar schuilt voor de financiële zelfstandigheid van de provincie. Wat overigens de positie der provincie aan gaat laat het zich aanzien, dat met het toepas sen van een sober beleid en mits redelijke schadeloosstellingen worden genoten, het pro vinciaal budget in evenwicht kan worden ge houden. 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 25