ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 dat het noordelijk deel van Walcheren om streeks deze tijd overstroomd werd, schijnt een sterk argument voor de juistheid van dit vermoeden. Na een tijd van aantasting trok de zee zich terug. Alleen op deze wijze is het te verklaren, dat het landschap in het noorden van Walcheren in de 2e en 3e eeuw bewoond kon worden. Tegelijkertijd werd het nog niet opgeslibde veenlandschap in het zuiden van het eiland bewoond. Tot de plaatsen van be woning in het noordelijk deel van Walcheren behoorde het terrein van de bekende Nehalen- nia-tempel. Vermeld moge hier worden, dat de op het Domburgse strand gevonden scherven van Romeins aardewerk te dateren zijn van het einde der ie eeuw n. Chr. tot het begin der 3e eeuw. Ook het merendeel der bij Dom burg gevonden munten speciaal de niet sterk afgesleten exemplaren is in deze pe riode geslagen. In de derde eeuw verdween de bewoning van Walcheren weer; het gehele gebied werd overstroomd. Maar omstreeks de negende eeuw werd het nog steeds onbedijkte Walche ren weer bewoond. De bewoners vestigden zich nu op de inmiddels gevormde kreekruggen. Omstreeks het jaar 1000 werd het eiland voor de derde maal aangetast, nu vooral aan de oostkant. Opnieuw ontstonden er eb- en vloedkreken en wederom werd er klei op het oude landschap afgezet. De kreken van deze derde overstromingsperiode vonden Bennema en Van der Meer als laagten in het terrein terug; een omkering van het reliëf heeft in dit VrrUa SOM TH h, l 'A' .1 A .7' Zeeland in 1300 door Dr A. A. Beekman 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 30