Herhalingof niet? No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT door L. W. de Bree éN hoofdstuk uit de ge schiedenis van ons land blijft onvoltooid: het kapit- tel van de strijd tegen het watcr- Het is een verhaal van noodklok en mare, van wanhoop en ellende, van spitten en sjouwen, van triomf en nederlaag. Verdronken land en nieuwe polders, verlies en winst, eindeloos. Iedere eeuw had zijn rampjaren, waarin het voortbestaan van het land op het spel stond. Uit de lange rij noem ik, vrij willekeu rig: 1421 1509 1530 1532 1570 1682 1717 1808 1825 1894 1906 1953- De mens, die op verreweg de meeste bladzijden van de historie zichzelf als tegenspeler ontmoet, verandert van inzicht, wijzigt zijn mening. Daarom is het „l'histoire se répète" gewoonlijk een oppervlakkige phrase. In de strijd om het behoud van zijn geboortegrond staat de mens tegenover het ge weld der natuur. En alle vindingen van het menselijk vernuft hebben zijn positie in deze niet noemenswaard gunstiger gemaakt dan die van de middeleeuwse mens. Zo sterk kunnen wij onze dijken niet maken of een stormvloed kan ze vernielen, heeft onlangs een deskun dige verklaard. Hier wordt de mens ten naaste bij voor dezelfde problemen geplaatst als vijf eeuwen geleden. Ook het beeld van de ramp is weinig gewijzigd. Hier herhaalt zich de ge schiedenis inderdaad. Op Zaterdag 5 November 1530 teisterde een noordwester storm, gepaard met hoge vloed, de kusten van de lage landen. Het uitvoerige en sobere verslag, dat de kroniekschrijver Jan Janssen Reygersberch van Cortgene van het gebeurde gaf, toont grote overeenkomst met het relaas van wat ons op de ie Februari 1.1. overkomen is: „Binnen den selven jare den V dach van slachtmaent op sinte Felix dach wast eenen so groten storm uiten noortwesten, en twas snoe- nens te XII uren so hooge ghevloeyt, dat dwa- ter over sommighe straten ende dijcken liep, hoe wel dattet noch twee uren vloeyde daer na eert vol zee was. En opten selven saterdach als sommighe scrijven overvloeyden in Hol- lant, Brabant, Zeelandt en in Vlaenderen vier hondert ende vier prochien, nochtans leedt Zeelandt die meeste schade met Hollandt als hier naer volcht In Walcheren overvloeyden die dijcken tot diversche steden. Den dijck tusschen die oude havene van Middelburch en Aremuen brack duere, waer af tlant daer ontrent eert be- verscht was wel drie weecken lanck besoutcn was. Te Vlissinghe overvloeyde een stuck van eene toren, ende die wal vander stadt brack mede duere, so dat dwater int lant quam, mer het wert corts daer na weder beverscht. Den Westcappelschen dijck brack duere tot diversche plaetsen, maer twert corts daer na beverscht. Ontrent der Veere benoorden in Walchere brac den dijck ten twee steden inne, maer duer groote diligencie van heer Adolf van Bour- goingen, heere van Beveren werdt tlandt daer ontrent binnen drie ofte vier daghen beverscht. In zuytbevelant overvloeyde die heele oost- wateringhe ende XVII dorpen. Ende die stadt van Romerswale, dat huys van Loedijcke en die sluys ter Creecke liep in. Die Westwateringe dwelck eene dijck is dweers duer tlant loopende, daer die stadt van der Goes in leyt met veel schone eerlike dor pen overvloeyde mede. En den dijc brack on trent der Goes te drie steden inne, en daer vloeyde wech een stuc van de ganspoorte, en tis met grooter cost en arbeyt corts weder beverscht gheworden. 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 9