mm,
1m
R
No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
van Saaftingen en de buitenste randen van
de schorren ten noorden van de Dijkmeester-
polder.
Wat de vegetatie betreft blijkt dat het
Zeeuwse schorrengebied rijker en afwisselen
der is dan het door genoemde heren bezochte
schorrengebied in Zuid-Engeland.
De zone, waarin de S. Townsendii groeide,
varieerde van 0,20-1 meter beneden het ge
middelde hoogwaterpeil.
Wat betrof het verschil tussen hoog en
laag water bleek dit in Zuid-Engeland bij
Southampton te variëren tussen 3.3 en 3.9
meter en bij Poole Harbour tussen 3 en 3.6
meter.
Bij Terneuzen bleek toen het verschil 3.70
meter te zijn, hetgeen dus vrij aardig overeen
komt met de gevonden verschillen in het
Engelse gebied.
Een verschil was echter dat men aan de
Engelse zuidkust een dubbel tij kent, ver
oorzaakt door een laagwaterstroom afkomstig
van de Franse kust, dat 2 uur en 3 5 minuten
na het eerste komt. Als gevolg daarvan blijft
het water daar ca. 4 uur hoog om dan snel te
zakken en dat kennen we hier niet. Het daar
uit voortvloeiende gevolg is dat in Zuid-Enge
land de Spartina langer onder water staat en
daardoor meer slib kan vangen en binden dan
dat in de Westerschelde zou kunnen gebeuren.
Een andere conclusie van de onderzoekers
was dat lang onder water staan geen schade
doet aan het Spartina-gras.
Volgens het artikel van Verhoeven is het
Zeeuwse gebied in het voordeel dat men het
peil van de vegetatie lager kan houden en
dat dit tengevolge heeft dat het vastleggen
van de alluviale gronden op een lager niveau
kan beginnen dan anders het geval kan zijn.
Het resultaat van het onderzoek is geweest
dat men het advies kon geven om Spartina
Townsendii aan te planten in Zeeland op die
plaatsen waar genoeg rivierwater kwam, dat
rijk aan slibdeeltjes was en die plaatsen waren
o.a. in de Westerschelde aanwezig.
Hierop is men al spoedig begonnen met de
aanplant, want in Mei 1924 werden de eerste
500 planten in Zeeland uitgezet en wel op de
volgende plaatsen:
Zuid-Sloe350 planten
Braakman50
ten n. v.d. Dijkmeesterpolder 50
Verdronken Land v. Saaftingen 50
Toen bleek dat de planten goed wortelden
en rijkelijk zaad produceerden is men er in
Mei 1925 tot overgegaan om 40.000 planten
uit te zetten, die als volgt werden verdeeld:
Zuid-Sloe20.000 planten
Verdronken Land van Saaft. 12.000
Kreekrak5.000
Braakman3.000
Hieruit ziet men wel dat men vooral aan
het Zuid-Sloe veel aandacht besteedde, maar
ook in de andere delen zijn de gevolgen be
langrijk geweest, zoals bijvoorbeeld in de
Braakman.
Over dit laatste is misschien niet iedereen
even enthousiast want het is toch deze plant
geweest die de inpoldering van de Braakman
mogelijk heeft gemaakt, waarmee een typisch
brokje Zeeuws leven en een stuk natuurschoon
is verloren gegaan.
Uit een ander deel van dit artikeltje zal
blijken dat de Spartina-planten zich behalve
door zaad ook door spruitvorming voortplan
ten, waardoor de typische ronde planten-
groepjes worden gevormd.
Groepje Spartina-planten op het zachte slib
115