ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 goede waarde is voor het vaststellen van de schade, die door het zout in de bodemoplos sing aan de gewassen zal worden veroorzaakt. Er blijkt n.l. een zeker verband te bestaan tussen een zoutcijfer van de bouwvoor (dit cijfer wordt bepaald in de laag van 520 cm beneden maaiveld) en de ontwikkeling van de gewassen. In figuur 1 is een dergelijk ver band aangegeven voor zaaiuicn. Elke stip is hier de relatieve opbrengst van een veldje bij het C-cijfer, dat op de horizontale as wordt afgelezen. In figuur 2 is deze reactie nog eens aanschouwelijk voorgesteld voor zomergerst. Bij dit onderzoek werd tevens zeer duidelijk vastgesteld, dat verschillende gewassen een specifieke resistentie tegen zout vertoonden. In figuur 3 zijn van enkele gewassen de lij nen weergegeven, die op dezelfde manier wer den gevonden als in figuur 1 voor zaaiuien. Hoe sneller dus de lijnen dalen, des te ge voeliger is het gewas voor een hoger C-cijfer. Zomergerst is wel het meest zoutresistente ge was. Daarna volgen voeder- en suikerbieten. Bruine- en witte bonen en erwten zijn de meest gevoelige gewassen. Teneinde met de gegevens, die uit de sa mengestelde grafieken voortvloeien, ook prac- tisch te kunnen werken, is nu een begrip zout- index of zoutgrens ingevoerd, hetgeen het zoutcijfer is, waarbij onder gemiddelde om standigheden nog 75 van een normale op brengst kan worden verkregen. In de practijk zullen dan ongeveer de productiekosten wor den gedekt. Deze cijfers worden dan als z.g. inzaaicijfers bij het geven van adviezen aan de landbouwers gebruikt. Men moet zich dus wel goed voor ogen stellen dat bij dit cijfer dus ongeveer 75 van een normale oogst wordt verkregen, wanneer de verdere omstandighe den normaal zijn te noemen. Onder ongun stige omstandigheden daalt de zoutgrens, b.v. bij langdurige droogte en hoge temperaturen, zoals in tabel 1 is weergegeven door de zout- grenzen in 1947. Aangezien echter het weer nu eenmaal niet te voorspellen is, moet men zich bij het geven van advies baseren op ge- 3 4 5 6 Walcheren 1947 4 C 4.7 5 C 4.8 6 C 5.4 8 9 7 C 8.9 8 C 9.8 9 C 11.4 1 Normaal 2 C 1.3 3 C 1.8 Fig. 2. Reactie van zomergerst op het zoutcijfer van de laag 520 cm in 1947. OPBRENGST Fig. 3. Het verband tussen de zoutcijfers van de laag 520 cm en de relatieve opbrengsten van verschillende gewassen in 1948. middelde omstandigheden, waardoor onder minder gunstige omstandigheden de resultaten niet aan de verwachtingen beantwoorden. Samenvattend kunnen we zeggen, dat ten gevolge van de hoge zoutconcentratie de plan- tenontwikkeling direct of indirect wordt ge remd of zelfs tot afsterven van planten leidt, waarbij de verschillende gewassen een duidelijk verschil in zoutgevoeligheid vertonen. Een volgende vraag is nu, hoe men deze 102 C5-20 VOORJAAR 1^48

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 6