No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT incasseringsvermogen", een andere keer waren zij „moedeloos en apathisch", „gesloten" dan wel „mededeelzaam en overgevoelig", „voor alles erg dankbaar", ofwel „onbescheiden" enz.; een bewijs, dat het gedrag van indivi duele evacué's verschillend was en dat men de neiging had vanuit één facet het geheel te verklaren. Deze, vaak met zichzelf tegenstrij dige meningen, veranderden in de loop van de tijd soms in het tegendeel. Van heel andere aard waren de geruchten over plunderingen en epidemieën die door of via de evacué's in omloop werden gebracht. Deze waren meer een symptoom van het ver stoorde psychische evenwicht, van aandoenin gen, waardoor de bevolking tot meer primi tieve oordeelsvorming en wijze van reageren overging. De bewuste houding tegenover de catastro phe dateert uit een tijdstip, dat verder ligt dan de verschrikkingen en desorganisatie van de eerste rampdagen. Er kan geen sprake zijn van één uniforme houding. Waar in de sociologi sche benadering de individuele persoonlijkheid op de achtergrond raakt, moet men bepaalde „typen" beschouwen. Uiteraard kunnen hier bij bezwaarlijk als uitgangspunten levenloze constructies dienen als „de Zeeuwse mentali teit" en het „Flakkeese volkskarakter". An derzijds worden b.v. houdingen, die men „ty pisch Zeeuws" pleegt te noemen, materialisme en mysticisme, allerminst tot de Zeeuwen be perkt; ze komen over het algemeen vaak voor waar de bevolking agrarisch is en betrekkelijk afgesloten leeft, wat immers ook buiten Zee land het geval is. De mentaliteit is een bruikbaar uitgangs punt bij de benadering van de mensen uit een bepaald milieu en niet van mensen c.q. eva cué's in het algemeen. Een vrij duidelijk verband vertonen echter de waargenomen reacties met de levensbe schouwing. Drie typische houdingen tekenen zich hierbij af, die op het overig gedrag hun stempel drukken. 1. De onkerkelijken en de vrijzinnigen zien de catastrophe reëel, als een natuurverschijn sel, waartegen de normale voorzieningen niet opgewassen waren. Al hun energie stellen zij ter beschikking van de wederopbouw. Het passief moeten wachten was voor hen een bron van grote psychische spanningen; de ontlading van deze spanningen naar buiten was overwegend agressief. Aan de omstandig heden in het evacuatiemilieu pasten zij zich betrekkelijk goed aan; zij bekeken de dingen nuchter en pragmatisch. Vaker dan andere geëvacueerden, waren zij bij conflicten be trokken. 2. De meer orthodoxen zien de watersnood als een daad Gods, als bewijs van Gods aan wezigheid. „Gods adem ging over het land." Het individuele of collectieve schuldprobleem is in hun zienswijze afwezig. „God doet Zijn licht opgaan over de kwaden en de goeden, de regen neerdalen over rechtvaardigen en on- rechtvaardigen." God laat allen in liefde en ellende delen en daarom is de ellende ook gemakkelijker te dragen. Het geloof is voor hen een machtige steun. In de ellende mag evenwel niet berust worden; de wil tot re constructie is hier bovendien ook levensbe schouwelijk gefundeerd. Geduld en optimisme zijn kenmerkend voor deze mensen. In hoever de katholieken onder deze cate gorie gerekend kunnen worden, kon helaas niet nagegaan worden. Onder de onderzochte gevallen bevond zich maar één R.K. gezin, wat zeker onvoldoende is voor een empirisch gefundeerd oordeel. 3. Tenslotte zijn er verscheidene streng or thodoxe richtingen, die de ramp een metafysi sche inhoud geven in die zin, dat zij een straf was van God. Deze overtuiging impliceert schuldgevoelens, een agressieve houding tegen het Ikzelf. Zij resulteert in depressies, welke door de rationalisatie van „Gods wil" in fata lisme en apathie kunnen culmineren. De aan passing van deze evacué's is moeilijk, zij zon- 133

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 11