ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 deren zich van hun omgeving af en trekken zich in zichzelf terug. Soms aanvaardden zij de aangeboden hulp niet, daar dit in strijd zou zijn met hun overtuiging. In de steekproef is gebleken, dat onder deze categorie evacué's de psychosomatische stoornissen: b.v. maagklach ten, asthma en allergie, vaker voorkomen dan onder de andere; o.a. kan dit een indicatie zijn van geremd psychisch mechanisme, waardoor het herstellen van het innerlijke evenwicht moeilijk is of slechts in schijn wordt bereikt. Een vijandige houding tegenover dorpsgeno ten en bevolking van andere plaatsen, die „meer zondigden" maar door de catastrophe minder waren getroffen, behoort tot de sociale repercussies van dit collectieve schuldbewust zijn. Met nadruk zij er op gewezen, dat de drie bovengeschetste houdingen typen zijn. De in dividuele variaties worden dus min of meer verwaarloosd; met name die, welke met de mate van het getroffen-zijn en de graad van de aanpassing in het evacuatie-milieu verband houden. De aanpassing in het evacuatiemilieu Het proces van de aanpassing aan de nieu we situatie van het „evacué zijn" kan waarde volle aanwijzingen leveren voor het toekom stige „community-planning" in de rampgebie den. Gedurende de evacuatie veranderden di verse houdingen en gedragspatronen van de getroffen bevolking vrij belangrijk. Dit geldt evenwel slechts in geringe mate van hun prin cipiële instellingen, welke in de vorige alinea werden omschreven. De druk van de evacuatie uitte zich in de zeer algemene wens van de bevolking om zo spoedig mogelijk terug te keren of althans dicht bij de woonplaats te zijn. Deze wens was sterker indien de bezittingen een rol speel den, bij boeren en middenstanders, sterker bij de volwassenen dan bij de jeugd en bij vrou wen met kleine kinderen en sterker naarmate men in de evacuatie-plaats aanpassingsmoei lijkheden had. Ongerustheid over huis en hof, gebrek aan passende bezigheden, scheiding van gezin en familie en de onmogelijkheid van eigen godsdienstbeoefening werden door de evacué's heel vaak als concrete motieven op gegeven. Het contact met de woonplaats was van zeer groot belang. De mogelijkheid, om voor enkele dagen terug te keren en de huizen „voorlopig" te beredderen, welke soms ge- evacueerde vrouwen werd geboden, droeg be langrijk tot de geruststelling bij. Wilde ge ruchten, agressie en andere uitingen van psy chische gespannenheid werden meer bij de evacué's in de provincie Utrecht dan bij de evacué's in Zeeland waargenomen. In som mige plaatsen werd een andere vorm van irra tioneel gedrag geconstateerd, n.l. het besteden van de eerste kleine geldbedragen, die de eva cué's ontvingen, aan dingen die niet strikt noodzakelijk waren, doch waarin ze een sym bool van het eigen thuis zagen, b.v. allerlei vaasjes en sieraden. Er was veel contact onder de evacué's. In zekere zin was dit een voortzetting van de tendenz van de eerste rampnacht, toen de mensen onder bedreiging door het geweld van de natuur en uit angst om alléén te zijn soms het leven riskeerden om zich bij groepen aan te sluiten. Deze irrationele behoefte om samen te zijn, was b.v. bijzonder duidelijk in de hou ding van sommige geëvacueerde gezinnen, die niet anders dan met z'n allen in één kamer wilden slapen, hoewel ruimere accommodatie beschikbaar was. In de conflicten, die geleidelijk optraden, was het afreageren van agressie, die uit psy chische gespannenheid voortkwam, meestal belangrijker dan enige objectieve tegenstelling. Bijzonder opvallend was het zoeken naar „zondebokken", in welke positie zowel mede- evacué's als verschillende instanties al naar gelang van de plaatselijke omstandigheden terechtkwamen. Naast functionarissen uit eigen gemeente, die men allerlei houdingen en gedragingen tijdens de rampdagen verweet, waren dit soms de hulporganisaties en -dien sten, die men, vrijwel altijd ten onrechte, van 134

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 12