ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 En nu, ruim drie eeuwen later, kunnen we de Duivekaters nog etenAls echte Duive katers in de Zaanstreek, onder de rook van Amsterdamen als „Duuvekaeters" in onze eigen provincie. Met name in Zeeuwsch- Vlaanderen, b.v. in Hulst, en in Vlissingen zijn enkele oudere bakkerszaken waar men nog „Duuvekaeters" maakt. In de vorm van de Duivekater is nog dui delijk het scheenbeenmodel terug te vinden. Het brood is gemaakt van fijne witte bloem met veel boter, melk en eieren. Een sma kelijk stuk gebak, waarvan allen wel iets lus ten!. Opmerkelijk zijn vooral de fijne in snijdingen die het oppervlak van het sier- brood opluisteren. Deze insnijdingen doen de vakman kennen in z'n vaardigheid en z'n fantasie. Allerlei figuren worden aangebracht, van bloemmotieven tot Kerstattributen, als sterren, hulst enz. Sinds jaar en dag worden de „Duuvekae ters" in Zeeland gebakken in de tijd van het Germaanse Joelfeest, zo ongeveer tussen 5 De cember en 6 Januari, doch met name voor de kersttafel. Jammer dat ze de laatste tientallen jaren verdrongen worden door het meer mo derne kerstgebak, als kerstkransen, kersttaar ten. De „Weihnachtsstol" houdt zich nog wel wat beter staande in de concurrentiestrijd. Ook dit gebak is afgeleid en ontwikkeld uit een Germaans offerbrood (Weihe-nachten: ge wijde-nachten, met name doelend op de „twaalf nachten" van de Joeltijd der Germa nen) echter niet specifiek van Zeeuwse bodem. Het brood is geïmporteerd uit Duitsland. Niettemin is er verwantschap tussen de „Weihnachtsstollen" en onze Zeeuwse „Duu vekaeters". Ook in Vlaanderen bakken de bakkers een soort „Duivekater", onder de naam „Vol- laard". Dit gebak, eveneens een gekruid zoet brood, heeft ook de eigenaardige scheenbeen- vorm, met de ronde knobbels aan de uitein den. In het katholieke Vlaanderen geldt dit brood als een soort heiligenbrood. Het wordt niet alleen tijdens het Kerstfeest genoten, doch ook wel als verjaardagsgeschenk aangeboden. In het laatste geval is de „Vollaard" dan voorzien van een zgn. „patakon", een klein porceleinen plaatje waarop de afbeelding van een bepaalde bescherm-heilige. De bedoeling hiervan is duidelijk. Ook in Brabant kent men het „scheenbeen-gebak" en zelfs in Duitsland en in Zweden en Denemarken, onder de naam van „St. Lucia-brood" en „Joelgebak". Geheel enig is het Zeeuws gebak, de „Kos- sewaegen". Die worden haast in elke Zeeuwse bakkerswinkel verkocht tijdens de donkere dagen voor Kerstmis. Die kan men in elke plaats tegenkomen. In vorm gelijken ze heel veel op de „Duivekaters", alleen zijn ze veel kleiner van stuk. Maar het is duidelijk te zien dat de „Kossewaegens" heel nauw verwant zijn aan de Duivekaters. Ze hebben ook enigs zins de „scheenbeenvorm", langgerekt als ze zijn met twee koppen aan ieder uiteinde van het broodje. De meer moderne naam van de Kossewaegens" is „Kersttimp". Het model hiervan is ook enigszins aangepast om prac- tisch-technische redenen. We kunnen ons nog verwonderen over de eigenaardige naam „Kossewaegens" hoe komt men daar nu aan? „Duivekaters" is ons duide lijk geworden, doch voor „Kossewaegens" kunnen we op het eerste gezicht niet verder komen dan „kerstwagens". Het woord „kerst" behoeft geen nadere uitleg, doch hoe men nu aan „wagen" komt in dit verband was ons tot nog toe niet duidelijk. Wessels geeft ons enig vermoeden in z'n boek „Ons Zeeuws verleden" (uitgave v. d. Wal, Bruinisse). Hij vertelt daarin, hoe het in Zeeland gebruikelijk was, dat in de dagen voor Kerstmis een „kerstgraan-actie" georga niseerd werd. Enige jongens die daarvoor aan gewezen waren, gingen met een wagen „de boer op" en bij ieder die maar graan had ver- 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 24