ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 nageslacht zich zal verbazen over de rijke kleur en fleur, die het Zeeuws eenmaal bezat en phi- lologen zullen de beschikking hebben over do cumenten van een taal, die voor kort nog le vend was. Dr de Vin we zullen ons nu tot het laatst uitgegeven werk bepalen geeft in het eerste hoofdstuk een overzicht van de klan ken van het Schouws-Duivelands, het tweede hoofdstuk heet Vormleer (de vormen van werkwoorden, naamwoorden enz.); het derde behandelt Verschillen tussen Schouws en Dui- velands en Plaatselijke eigenaardigheden. Als vierde en laatste volgt Geografische positie van het dialect. Deze opsomming kan slechts een magere indruk geven van de rijke oogst, die de schrijver bij de bewoners van het thans zo ongelukkige eiland heeft binnengehaald. En hij toont ons niet alleen, hoe er Noord zeeuws en Zuidzeeuws is in verband met oude politieke verhoudingen (Holland en Vlaande ren), hij geeft ook verklaringen van verschil lende verschijnselen waardoor het inzicht van de lezer verhelderd wordt en soms dat kan moeilijk anders -twijfel aan de juistheid op komt. De aa levert al terstond moeilijkheden op. Meestal is Nederlands aa in het Zeeuws ae: laet, soms ao: vaoder. De veronderstelling ligt voor de hand, dat die twee, ae en ao oorspronkelijk twee verschillende klanken zijn, die toevallig in het Nederlands in één klank aa zijn samengevallen. Dit is evenwel geens zins het geval. De verhouding ae ao is raad selachtig, omdat ze met de etymologie niets heeft uit te staan. Zo is het ook elders en zo is het al eeuwen geweest (Sexagius te Mechelen 1576 geeft laet, werkwoordsvorm, maent zelf standig naamwoord tegenover laat bijvoegelijk naamwoord, aas, enz. Spieghel te Amsterdam 1584 wil kaeze, kaetsen, schaetsen en nog zes woorden met ae, de rest met aa). Met Amster dam zijn we in het uiterste noorden, want Prof. Kloeke heeft voor ae-aa-ao ten westen en ten oosten van het IJselmeer wel duidelijke regels gevonden. Nu wil Dr de Vin de woor den met ao zien als woorden waarin de dia lectsprekers de Hollandse aa trachtten te zeggen. Zij lieten dus hun ae in de steek, maar kwamen bij hun pogen de aa uit te spreken bij de ao terecht. De woorden, die de schrijver noemt, zijn evenwel voor het grootste gedeelte echte huis- (boerderij-) en tuinwoor- den, die niet in aanmerking komen voor ver dringing door het Hollands. Men kan niet ver wachten, dat oude landbouwwoorden als zaoie(n) en maoie(n) juist in de termen vielen cm verdeftigd te worden en waarom zou men öle (aole) nageboorte van vee, een woord alleen bij veeboeren bekend, gaan verholland sen? Maar hoofdzaak is, dat in heel Zeeland ae- en ao-woorden voorkomen, zodat men moeilijk de Schouws-Duivelandse ao aan Hollandse invloed kan toeschrijven. Een woord als aorig met verlies van d en met de betekenis „eigenaardig" staat tegenover het Hollands en wijst op verwantschap met het zuiden. Al is de ao geen gelukkig voorbeeld, het is zeker dat Hollandse invloed op Schouwen- Duiveland bestaat en bestaan heeft. Dr de Vin toont aan hoe de in Zierikzee schoolgaande jeugd vernederlandst. Het economische en cul turele centrum, dat de stad was en is, heeft steeds hollandismen ingevoerd. Zelfs de in Hol landse steden bekende moderne tweeklanken ei ee in eizel (ezel) ou 00 in wounen (wonen) kent men te Zierikzee, zij het in de onderste lagen der bevolking. Is dat uit Rot terdam ingevoerd? Is de neiging tot de moder ne tweeklank, die in Holland in elk stadje be staat, ook te Zierikzee aanwezig? Beide facto ren kunnen samengaan, zodat in dit geval de vreemde invloed, die gewoonlijk verdeftiging betekent, strekt tot vulgarisering. Het is een verdienste van Dr de Vin, dat hij de samenhang van het dialect van Voorne- Putten met het Zeeuws aantoont. Maar niet alle bewijzen daarvoor zijn even sterk. Nog hoort men te Rokkanje „schriven" en „pruum" 148

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1953 | | pagina 26